In het Amsterdamse Burgerweeshuis konden kinderen van Amsterdamse poorters (burgers met rechten om in de stad te wonen) terecht, die geen ouders of een moeilijke thuissituatie hadden. Weesjongens en –meisjes leefden in het weeshuis veelal een gescheiden bestaan. Ze hadden aparte gebouwen met slaapzalen en zelfs aparte binnenplaatsen om te zitten en spelen. Terwijl de oudere jongens overdag buiten de deur een ambacht leerden, bleven de grote meisjes binnen, waar ze opgeleid werden tot nette huisvrouw. Ze leerden breien en naaien, en moesten tussen hun zestiende en achttiende jaar helpen in de huishouding. Daarna keerden ze terug naar het naaiatelier, waar ze soms opdrachten ontvingen van deftige Amsterdamse dames. ( Sarah Remmerts de Vries)
Amsterdam Museum, bruikleen van Stichting Het Burgerweeshuis - Rooms Catholiek Jongens Weeshuis