In de zeventiende eeuw was de reis naar Italië een belangrijk deel van de opleiding tot kunstenaar. In de achttiende eeuw was dat gebruik echter nagenoeg uitgestorven. Het was dan ook bijzonder dat Daniël Dupré (1751-1817), jong tekenaar, schilder en graveur, een beurs kreeg om vijf jaar in Italië te wonen en werken. Dupré vertoefde vanaf 1786 in Italië met medekunstenaars Jean Grandjean en Hendrik Voogd. Behangselschilder Jurriaan Andriessen (1742-1819), schilderde zelf Italianiserende landschappen en leerde dit aan Dupré, maar heeft zelf nooit een voet in Italië gezet. De drie jonge kunstenaars stuurden veel van hun buitenlandse tekeningen naar Nederland, waarop ze lieten zien hoe het landschap en leven in Italië eruitzag. Hierdoor werden de werken van Amsterdamse schilders als Andriessen steeds classicistischer.
Dupré tekende in Italië voornamelijk veel landschappen, die hij in sommige gevallen als gravure verspreidde. Het is goed mogelijk dat hij ook vellen als dit naar Nederland stuurde, waarop hij de dracht van Italiaanse vrouwen natekende. De twee op dit blad dragen beide een paarse jurk en een kind op de arm. Dit soort figuur- of kostuumstudies, waarop één figuur tegen een witte achtergrond werd afgebeeld met daaronder een kort onderschrift, was populair in Italië; het is dan ook waarschijnlijk dat Dupré deze tekeningen op zijn reis maakte. De onderschriften, Procetana en Donna della Torre dell’Annunziata, duiden er beide op dat deze vrouwen uit Napels komen. Er is een zeer vergelijkbare prent van een Italiaanse vrouw in kostuum bekend, tevens een rugfiguur, met als onderschrift “Procetana, femme d’etats de Naples.’ Procetana komt van Procida, een klein eiland voor de kust van Napels en Torre dell’Annunziata is een stad in de buurt van Napels. Dupré kan ze dus in deze regio gezien en getekend hebben. ( Nina Reid)