Deze japon is jarenlang onderdeel geweest van de collectie van de Amsterdamse firma A. Serné, bekend als het kostuumverhuurbedrijf in de negentiende en twintigste eeuw. Helaas is weinig bekend over de draaggeschiedenis van de japon. De constructie deelt dat het gedragen was door een meisje van circa 14, die mogelijk uit een gegoed milieu kwam en in de stad woonde. De mode kenmerkte zich toen door een relatief hoge taille en de grote pofmouwen, die in deze periode bijna hun hoogtepunt bereikten. In deze tijd werd katoen steeds gebruikelijker als materiaal. Door kolonialisme - en diens vormen van menselijke uitbuiting - en de opkomst van de Industriële Revolutie, werd katoen goedkoper en toegankelijker. Bovendien is katoen – anders dan zijde of wol – bijzonder geschikt voor het bedrukken van stoffen. Deze druktechniek, geïnspireerd door technieken uit het huidige India, zien we veel terug in de mode van deze periode. Voor 1820 werden figuratieve elementen vaak aangebracht tijdens het weven of door handmatig borduurwerk. Bedrukte stoffen maakten dit proces veel minder arbeidsintensief. Dit betekende echter niet dat de constructie van deze japon minder arbeidsintensief was. Zo zijn er handwerktechnieken zoals smokwerk zichtbaar bij de schouders, de taille en de mouwen.