monogram boven de onderste knoop: T: in schrijfletters geborduurd
schenking 1966-03-07
inv.nr. KA 12966 in depot
Korsetlijfje van katoen. Mouwloos, getailleerd model. Wijde ronde hals, aan de voorzijde versierd met enkele rijen machinaal valencienne kant in schulpvorm. Armsgaten, hals en onderrand afgewerkt met idem kant, doorgetrokken met een smal crèmekleurig lint. Middenvoor gesloten middels drie parelmoeren knopen. Onder de buste aan weerszijden vijf verticale ingestikte plooien. Boven de onderste knoop een “T” geborduurd.
Een korsetlijfje werd over het korset gedragen.
Herkomst
Mevr. Troeder heeft dit onderlijfje gedragen onder haar trouwjapon.
De vrouw droeg een korsetlijfje over het korset, behalve als een onderjurk het korset al bedekte. Anders was de kans groot dat het korset zich door de bovenkleding heen zou aftekenen. Vrouwen konden de korsetlijfjes, samen met ander ondergoed, kopen in één van de nieuwe waren- of modehuizen. Ondanks dat de eerste naaimachine al rond 1830 werd uitgevonden, werd hij pas in de tweede helft van de negentiende eeuw vervolmaakt. Vanaf 1870 gebruikten naaisters deze om de zogenaamde confectiekleding te vervaardigen. De nieuwe machinale productie en de opkomst van de middenklasse zorgde voor grootschalige waren- en modezaken met een enorme keus in artikelen. In navolging van de grand magasins de nouveautés in Parijs, opende in Amsterdam vanaf de jaren negentig grote warenhuizen, waaronder Gerzon, de Bijenkorf en Hirsch & Cie.
Korsetlijfjes waren er in allerlei soorten en maten. ( Judith van Amelsvoort)
Amsterdam Museum
Het onderzoek naar en fotografie van de collectie kinderkleding / miniatuurkleding / onderkleding is mede mogelijk gemaakt door het Prins Bernhard Cultuurfonds, het Marten Orgen Fonds, het Margarethe Petronella Fonds en het Netty van Doorn Fonds.