Korsetlijfje van wit katoen. Vierkante hals afgezet met broderie. Sluiting middenvoor middels vijf parelmoeren knopen. Blousend model, korter van achteren en voor bij de tailleband ingerimpeld. Klein schootje, bij de sluiting iets afgerond. Binnenin aan de bovenkant van de sluiting rood gemerkt: MM6.
Een korsetlijfje werd over het korset gedragen.
De vrouw droeg een korsetlijfje over het korset, behalve als een onderjurk het korset al bedekte. Anders was de kans groot dat het korset zich door de bovenkleding heen zou aftekenen. Vrouwen konden de korsetlijfjes, samen met ander ondergoed, kopen in één van de nieuwe waren- of modehuizen. Ondanks dat de eerste naaimachine al rond 1830 werd uitgevonden, werd hij pas in de tweede helft van de negentiende eeuw vervolmaakt. Vanaf 1870 gebruikten naaisters deze om de zogenaamde confectiekleding te vervaardigen. De nieuwe machinale productie en de opkomst van de middenklasse zorgde voor grootschalige waren- en modezaken met een enorme keus in artikelen. In navolging van de grand magasins de nouveautés in Parijs, opende in Amsterdam vanaf de jaren negentig grote warenhuizen, waaronder Gerzon, de Bijenkorf en Hirsch & Cie.
Korsetlijfjes waren er in allerlei soorten en maten. ( Judith van Amelsvoort)
Amsterdam Museum
Het onderzoek naar en fotografie van de collectie kinderkleding / miniatuurkleding / onderkleding is mede mogelijk gemaakt door het Prins Bernhard Cultuurfonds, het Marten Orgen Fonds, het Margarethe Petronella Fonds en het Netty van Doorn Fonds.