inv.nr. KA 13961 te zien in Amsterdam Museum aan de Amstel
Keten, samengesteld uit 24 trapeziumvormige schakels in de vorm van vergulde Bourgondische vuurslagen, alternerend met vergulde vlammen; 23 vlammen bezet met vierkante halfedelstenen en één met een parel. Boven- en onderzijde van elf schakels afgezet met eikentakjes, bladeren en vruchten; dertien schakels afgezet met bloem- en bladranken. Vier schakels links- en rechtsboven door twee sluitpennen met kettinkjes aan elkaar verbonden. Middelste schakel onderaan met ketting en pendant in de vorm van een verguld zilveren vogel, gezeten op een knoestige tak. Vogel met naturalistisch gegraveerd verenkleed, de vleugels bezet met een parel.
Herkomst
Vervaardigd voor het St. Sebastiaans- of Handboogschuttersgilde, Amsterdam, ca. 1520; overdracht aan de stad Amsterdam, 1673; bewaard ten stadhuize (Dam), kamer Thesaurie Ordinaris, tot 1806; (Dam), rariteitenkamer, 1806-1808; (Prinsenhof), rariteitenkamer, 1808-1885; bruikleen van de stad Amsterdam aan het Rijksmuseum, Amsterdam, 1885-1975; Amsterdams Historisch Museum, 1975
De drie Amsterdamse schutterijen hielden ieder jaar in mei een feestelijke wedstrijd ‘papegaaischieten’. Er werd niet op een echte papegaai geschoten, maar op een houten vogel die bovenop een hoge paal of boom was gezet. Wie hem eraf schoot, met handboog, voetboog of vuurwapen was de schutterskoning. De winnaars mochten een speciale staf en een schuttersketen dragen, een zware, kostbare ketting. Aan de keten hing een zilveren vogel als teken van de overwinning. ( Anneke van de Kieft)
Catalogus zilver AHM 2003
De keten is vervaardigd voor het St. Sebastiaans- of Handboogschuttersgilde te Amsterdam. Ondanks het ontbreken van keuren zal het object - mede gezien de prestigieuze opdracht van een der stedelijke schutterijen - in Amsterdam zijn vervaardigd. Een deel van de bloem- en bladranken is uitgevoerd in een naturalistische laat-gotische stijl, wat een ontstaansdatum in het begin van de zestiende eeuw aannemelijk maakt. De koningsketen behoorde met de staf tot de 'regalia' van de schutterskoning, de winnaar van het jaarlijkse papegaaischieten. In een inventaris uit 1540 wordt het object vermeld als '[...] die silveren halsbant'. Daarnaast staan in het boek van de Handboogschutterij reparaties aan deze keten genoteerd in de jaren 1541 en 1546 (cat.tent. Haarlem 1988, p. 161-162 Bijlage I).
Het sieraad neemt een prominente plaats in op een schilderij van de vier overlieden van de St. Sebastiaansdoelen door Bartholomeus van der Helst (1613-1670) uit 1653 (AHM, inv.nr. SA 7329) (afb. Xa) en twee tekeningen naar dit schilderij door Jacob Colijn (1614-1686) en Jan Maurits Quinkhard (1688-1772) (cat.tent. Haarlem 1988, p. 100 afb. 74, p. 277 nr. 91).
Daarnaast is de keten afgebeeld op een tekening door Jacob Colijn naar een niet meer bestaand schuttersstuk uit 1533 (cat.tent. Haarlem 1988, p. 82 afb. 57).
Het gebruik van schuttersketens gaat terug op Franse voorbeelden uit de eerste helft van de vijftiende eeuw, in het bijzonder de keten behorende bij de in 1430 door Philips de Goede van Bourgondië (1396-1467), graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen, opgerichte Orde van het Gulden Vlies. Ketens als deze - die in de loop der tijd uitgroeiden tot sprekende colliers met emblemen en deviezen - kregen hierdoor een sterke symboolfunctie. Van de drie Amsterdamse schuttersgilden hanteerde alleen de Handboogschutterij het Bourgondische vuursteen-en vuurslagmotief. Evenals dit het geval is bij de Gulden Vliesridders is het motief in verdubbelde vorm toegepast. Ook het aantal schakels is gelijk aan dat van de keten van deze ridderorde (vgl. Schutters 1988, p. 149 afb. 124). Het vuurslagmotief in deze Amsterdamse keten kan geïnterpreteerd worden als een verwijzing naar de Bourgondische landsheer.
Zie voor de drinkhoorn en de scepter van het St. Sebastiaans- of Handboogschuttersgilde: cat.nrs. KA 13966, KA 13960, laatstgenoemd nummer tevens voor verder commentaar.
Zie voor verwante koningsketens van de twee andere Amsterdamse schutterijen: cat.nr. KA 13962 (Kloveniersgilde) en KA 13963 (St. Joris- of Voetboogschuttersgilde). Zie: Inleiding Vreeken, p. X. Zie ook Inleiding De Roever, p. X. ( Bert Vreeken)