Met de aanschaf van een hoed werden meestal een of meerdere hoedenpennen gekocht. Hoedenpennen waren er in allerlei soorten en kleuren en zorgden ervoor dat een hoed goed en stevig op het hoofd bleef zitten. De lange puntige stalen pennen werden door de bol van de hoed in het er zich onder bevindende haar gestoken. Pennen zonder beschermdopjes waren scherp en konden voor verwondingen zorgen bij omstanders. Het gemeentebestuur van Amsterdam nam daarom in 1913 in een politieverordening op dat “het verboden is in het openbaar van hoedepennen gebruik te maken, waarvan de uitstekende punten niet zijn voorzien van doelmatige beschermers”. Zelfs in de trams waren destijds bordjes aangebracht waarop deze verordening werd vermeld. In de hoedenwinkel waren de pennen met beschermdopjes op een kussen gestoken dat zich meestal op de toonbank bevond zodat men de hele collectie goed kon overzien. ( Annemarie den Dekker)