toegeschreven aan Meyndert Takel (1638 - 1707) (goud- en zilversmid)
Amsterdam
zilver
hoogte: 5.3 cm; diameter: 38.5 cm;
trembleersteek onderzijde buitenrand onderzijde rand, standring: Trembleer of toetssteek
stadskeur: Grote stadskeur Amsterdam
jaarletter: K: jaarletter K
: jaarletter K (=1662)
meesterteken Onderzijde langs buitenrand: meesterteken MT aaneen in cirkel
: Citroen 1975, nr. 691/Tot voor kort toegeschreven aan Michiel Esselbeek (Citroen 1975, nr. 681), hetgeen niet juist lijkt. Ter vergelijking dient het meesterteken op de borstelrug uit 1665 (cat.nr. KA 5494), een object dat al eerder aan Meyndert Takel werd toegeschreven.
schenking 1976-06-16
inv.nr. KA 16013 in depot
Gelobde schotel op ronde standring. Brede rand met acht knerren, gedreven met bloemen binnen omlijsting van kwabmotieven op een deels geponste ondergrond. Vanaf middenonder met de klok mee zijn weergegeven: tulp en dubbele tuinanemoon, trompetnarcis, twee dubbele tuinanemonen, tulp, tulp en dubbele tuinanemoon, tulp ,tulp en trompetnarcis en lis. Middenveld met gedreven voorstelling van een vrouw, een man en een jongen in een landschap, mogelijk bezig met het binden van korenschoven.
Herkomst
Veiling Paul Brandt, Amsterdam, 27/4-4/4-1965, nr. 1382; kunsthandel Premsela & Hamburger, Amsterdam; geschenk van de Algemene Bank Nederland, Amsterdam, 1976, ter gelegenheid van de opening van het Amsterdams Historisch Museum in de gebouwen van het voormalige Burgerweeshuis, 1975
In het midden van deze fruitschaal is een landelijke voorstelling afgebeeld. De gelobde rand is rijkelijk gedecoreerd met bloemen. ( Laura van Hasselt)
Catalogus zilver AHM 2003
De schotel is een voorbeeld van de bloemstijl die in het derde kwart van de zeventiende eeuw in het Nederlandse zilver opkwam. De voorstelling op het middenveld van de schotel gaat terug op een gravure door Frederick Bloemaert (na 1610-na 1669), naar een tekening van zijn vader Abraham Bloemaert (1564-1651) (Rijksprentenkabinet, Amsterdam, inv.nr. RP-P-BI-1473) (afb. Xa) De prent behoort tot een reeks van vier genrescenes van figuren die luieren (een 'leisure-serie'). De voorstelling toont een jonge dief die een over haar mand in slaap gevallen vrouw van haar geld berooft (Roethlisberger 19xx, p. 243-244 nr. 367). De in het zilver gedreven compositie verschilt van het gedrukte voorbeeld. Zo lijken de figuren - die hier in een landschap zijn gesitueerd - vreedzaam bezig met het binden van koren. Van een beroving is geen sprake.
Schotels als deze - die alle uit vrijwel dezelfde periode dateren - werden, zoals te zien is op contemporaine schilderijen, voornamelijk gebruikt voor vruchten (Segal 19xx, p. ). Een eenvoudiger exemplaar is afgebeeld op een anonieme prent naar Jan Luyken (1649-1712), uitgebracht als aankondiging van een in 1689 te Durgerdam gehouden loterij van zilveren voorwerpen. Het object wordt daar 'Fruytschaal' genoemd (Ter Molen 1992/1993, p. 112 afb. 1, p. 115). Zie voor een soortgelijke schotel (1677) door een onbekende Amsterdamse zilversmid: cat.nr. KB 1695. Het Rijksmuseum te Amsterdam bezit twee plooischotels uit 1661, respectievelijk toegeschreven aan Gerloff Brouwer en Nicolaas Hoyer (De Lorm 2001, p. 66-67 nr. 24, p. 68-69 nr. 25). Zie: Inleiding Vreeken, p. X. ( Bert Vreeken)