Japon, donkerrode, dunne bedrukte katoen (batist) met een klein bladmotief naturelkleurig. Hooggesloten, getailleerd lijfje, ingesnoerde taille, wijd uitlopende strokenrok. Het geplooide lijfje met ronde hals is op een streng getailleerd onderlijfje van katoen gezet. In het voorpand van het onderlijfje twee baleinen. Sluiting middenachter door middel van haak en ogen. Strakke, bij de onderarm wijd uitlopende mouwen (zogenaamde pagodemouw). De sterk ingeplooide, wijd uitlopende rok heeft drie gerimpelde, opgestikte stroken.
Na een periode van politieke en sociale onrust die in 1848 leidt tot revoluties in verschillende Europese landen, volgt een periode waarin de bourgeoisie meer invloed krijgt en de welvaart toeneemt. Dit is ook zichtbaar in de kleding die luxer en weelderiger wordt.
Om aan de heersende mode van de vroege wijde rokken te voldoen, worden vanaf 1830 vele onderrokken gedragen. Rond 1840 worden de rokken wijder en groter en is de zware rokkenvracht aangevuld met een met paardenhaar verstevigde onderrok. Omdat de rokken vervolgens nog wijder worden, voldoen de vele onderrokken of de verstevigde onderrok niet meer. Het gewenste effect moet op een andere manier bereikt worden. De introductie van de hoepelrok of kooicrinoline in 1856 biedt uitkomst. Deze nieuwe onderrok bestaat uit stalen hoepels die met katoenen banden aan elkaar verbonden zijn. Het rondom aanbrengen van stroken benadrukt de grote rokomvang. De getoonde japon is hier een voorbeeld van. Rond 1860 bereikt de mode van wijde rokken het hoogtepunt: de rok van een baljurk kon een doorsnee van wel drie meter hebben!
Hierna wordt de voorzijde van de rok platter en verplaatst het accent van de rok zich via wijduitstaande draperieën naar de achterzijde. Een queu van stalen banden op de billen ondersteunt de zware stof aan de achterzijde. ( Annemarie den Dekker)
Amsterdam Museum
Onderzoek naar en fotografie van de 18e- en 19e-eeuwse kostuums van het Amsterdam Museum zijn mede mogelijk gemaakt door financiële steun van het Barbas- Van der Klaauw Fonds, het Netty van Doorn Fonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds