Veel inwoners van de jodenbuurt werkten in de diamantindustrie. De dagen waren lang in de donkere, stoffige en lawaaierige werkplaatsen, maar de verdiensten waren relatief hoog. Er bestonden veel verschillende beroepen binnen het diamantvak. Nadat de ruwe diamanten gekloofd en gesneden waren, werden ze geslepen op een schijf. De diamant werd in een dop geklemd. De slijpers vingen het slijpsel op en zeefden het. Er mocht niets van de kostbare diamant verloren gaan. De schijvenschuurders onderhielden de schijven. Zij stonden onderaan in de hiërarchie van diamantbewerkers. Abraham Bruinvelds was `s avonds in de leer bij zijn oom Mozes Koe, die werkte als schijvenschuurder. De jongetjes op de grote foto in de achtergrond sjouwen met een diamantschijf. Zo’n schijf woog bijna tien kilo.