De hier afgebeelde Munttoren werd oorspronkelijk rond 1480 gebouwd als de westelijke toren van de Regulierspoort. In 1619 brandde de poort af, maar de torenvoet en het ernaast gebouwde wachthuis bleven gespaard. Een jaar later werd op de voet een torenspits naar een ontwerp van Hendrick de Keyser gebouwd. Toen in het rampjaar 1672 de Dordtse Munt buiten dienst was, werden in het gebouw munten geslagen. Pas toen kreeg het gebouw zijn huidige naam. Toen Ten Compe de Munt schilderde, was het gebouw een logement. In 1884 werd het voormalige wachthuis gesloopt om plaats te maken voor het huidige gebouw. Jan ten Compe, die als wees in het Diaconieweeshuis in Amsterdam was opgegroeid, geldt als een van de belangrijkste specialisten in stadsgezichten van de achttiende eeuw. Hij liet zich daarbij zichtbaar inspireren door zijn zeventiende-eeuwse voorgangers Jan van der Heyden en Gerrit Berckheyde maar voegde zelf, in zijn vele Amsterdamse stadsgezichten, ook nieuwe elementen en thema’s toe.
Op dit schilderij van het Singel bij de Munt, een thema dat Berckheyde en Van der Heyden nooit schilderden, domineert de toren het beeld tegen de halfbewolkte hemel. Links is er een doorkijkje richting de Schapenmarkt (tegenwoordig Muntplein) en in de verte is nog juist de Zuiderkerkstoren te zien. Rechts heeft Ten Compe de ruimtewerking verhoogd door de kijker een blik voorbij de brug te gunnen, naar de huizen aan de Binnen-Amstel. De talrijke mensen en dieren op de kades en op de brug spelen een bijrol; de hoofdrol is voor de Amsterdamse gebouwen in de middagzon. Rechts op de voorgrond drijft een biervat in de gracht met daarop een zwaan geschilderd. Wellicht was het een vat van brouwerij De Zwaan, die even verderop aan het Singel was gevestigd. Ten Compe heeft het vat zo geschilderd dat de geschilderde zwaan haast in het water lijkt te zwemmen. Het lijkt er eerder op dat de schilder een subtiele visuele grap heeft willen maken, dan dat hij er op uit was de topografische nabijheid van de brouwerij te benadrukken. Het schilderij werd in 1752 van de schilder zelf gekocht door de kunstverzamelaar Gerret Braamcamp voor vierhonderd gulden. Op 31 juli 1777, zes jaar na de dood van Braamcamp, werd zijn collectie geveild. In 1936 kwam het schilderij na vele omzwervingen weer terug in Amsterdam. ( Tom van der Molen)
Catalogustekst
Waar topografische tekenaars als Cornelis Pronk (1691-1759) en Jan de Beijer al eerder konden rekenen op de interesse van verzamelaars en prentuitgevers, nam tegen het midden van de achttiende eeuw ook de populariteit van het geschilderde stadsgezichten weer toe. Jan ten Compe geldt als een van de eerste specialisten op dit gebied. Deze als ‘luchthartig’ omschreven kunstenaar wist zich gedurende zijn carrière verzekerd van de financiële ondersteuning van de tabakshandelaar en verzamelaar Frans van de Velde (1700?-1774), die bij zijn dood tien schilderijen van hem bezat. Ten Compe liet zich inspireren door de composities van 17de-eeuwse voorgangers maar voegde daarnaast nieuwe thema’s toe [SB 4504, SA 8420, SA 8757].
In gezicht op het Singel richting de Munttoren is de invloed van Gerrit Berckheyde en Jan van der Heyden evident, alhoewel van hen geen schilderijen met dit onderwerp bekend zijn. Vanaf het gekozen standpunt is een fors huizenblok tussen de Schapenmarkt [Muntplein] en het Singel precies aan het zicht onttrokken door het Muntcomplex. De toren kan daardoor fraai oprijzen tegen de bewolkte hemel en de omgeving domineren. Een doorkijk links en het uitzicht op de huizen aan de Binnen-Amstel rechts versterken de ruimtewerking van de voorstelling. De zorgvuldig geplaatste stoffage rondt het geheel af. Het doek schilderij is besteld - of althans in het jaar van ontstaan voor f. 400,- aangekocht - door de Amsterdamse wijnkoper en verzamelaar Gerret Braamcamp (1699-1771). Op de veiling van de collectie Braamcamp in 1771 bracht het meer dan het drievoudige op. Het werd gekocht door de kunstmakelaar en uitgever Pierre Fouquet voor vorst Dimitri Gallitzin (1734-1803), de Russische ambassadeur in Den Haag. Via omzwervingen door Rusland, Engeland en België belandde het in 1936 in de verzameling van het AHM. ( Norbert Middelkoop)
Catalogus AHM 1975/'79
Rechts onder: "No 13" (wit). Op huizen rechts drie gevelstenen: SWART. HUYS. Ao 1651. Mevrouw Bille las een B. op de wijnvaten op het schuitje op de voorgrond. Van Gool vermeldt in 1751 aangaande Ten Compes stadsgezichten: "daar onder voor den Heer Braamcamp, verbeeldende een gezicht van ´t Rondeel naer de Munt en de Schapemarkt, daer met roem van gesproken wordt".
Een behalve in de figuurstoffering tot in alle details vrijwel exact met ons schilderij overeenkomende tekening, vervaardigd door Willem Writs (werkzaam 1780-1786) bevindt zich in het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap te Amsterdam (verzameling J. van Eck; BRUGMANS V, afb. blz. 283; D´Ailly´s Historische gids van Amsterdam, ed. Amsterdam 1963, afb. blz. 101).
Een aquarel van H.P. Schouten in het Brits Museum te Londen, waarop de veiling van het kabinet Braamcamp op de binnenplaats van het Herenlogement is afgebeeld, laat het ogenblik zien waarop ons schilderij onder de hamer komt.
De Munttoren heette tot na 1672 Regulierstoren. Het was oorspronkelijk de rechter hoektoren van de Regulierspoort, die omstreeks 1480 als toegangspoort in de Stadsomwalling was gebouwd. In 1619 ging de poort in vlammen op. Daarbij bleef echter het wachthuis ernaast, dat twee jaar eerder, in 1671, gebouwd was gespaard, evenals het onderstuk van de rechter hoektoren. Dit onderstuk kreeg in 1620 zijn spits, naar ontwerp van Hendrick de Keyser (vgl. cat.nr. 511). In 1672 - het Rampjaar - en 1673, toen de Dordtse munt buiten dienst was, werd in het wachthuis munt geslagen. Pas sinds die tijd ging het gebouw de Munt heten en de toren Munttoren. Omstreeks 1750 was het Muntgebouw een logement. De Munt werd in 1884 gesloopt om plaats te maken voor het huidige gebouw in neo-renaissancestijl. Rechts kijkt men de Vijzelstraat in. Direct rechts van de gevel geheel links is de spits van de Zuiderkerk te zien.
In 1937 ging Rutters in op de verschillen tussen de toenmalige toestand van de Munt en omgeving, en die op het schilderij. De Bruijn plaatst het stuk in de ontwikkeling van Ten Compes stijl. ( Albert Blankert)
De Munttoren is oorspronkelijk niet gebouwd als losstaande toren. Het was de rechter hoektoren van de Regulierspoort, die omstreeks 1480 als toegangspoort in de stadsomwalling was gebouwd. In 1619 ging de poort bijna geheel in vlammen op, waarbij echter het onderstuk van de rechter hoektoren bleef staan. Voorzien van een spits, naar ontwerp van Hendrick de Keyser (1565-1621), gingen de toren en het, in 1617 ernaast gebouwde wachthuis, die bij de brand twee jaar later gespaard bleef, een eigen leven leiden.
Het wachthuis heeft in de loop der eeuwen aan vele instellingen gastvrijheid verleend. Verschillende gilden hielden er bijeenkomsten en in 1672 en 1673 werd er munt geslagen. In 1884 werd het wachthuis gesloopt. Drie jaar later stond op dezelfde plek een nieuw gebouwtje. Ontwerper daarvan was architect Willem Springer (1815-1907), de broer van de schilder Cornelis Springer, waarvan op deze tentoonstelling verschillende werken hangen.
Tentoonstellingstekst
Geschilderde stadsgezichten waren in de achttiende eeuw zeer geliefd bij kunstverzamelaars. Jan ten Compe geldt als een van de grote specialisten op dit gebied. Zijn voorname uitzicht op de Munttoren aan het Singel is nog in het jaar van ontstaan aangekocht door de Amsterdamse verzamelaar Gerret Braamcamp. Enkele jaren na de veiling van diens beroemde kabinet in 1771 werd het aangekocht door de Russische ambassadeur in Holland. Na omzwervingen door Rusland, Engeland en België werd het paneel in 1936 aan het museum geschonken.