Catalogustekst
Het portret van de overlieden van de Kloveniersdoelen is een van de drie portretten van overliedencolleges die Bartholomeus van der Helst in de jaren 1650 schilderde. Van der Helst volgde voor de compositie van deze portretten het voor regentenstukken gebruikelijke schema, waarbij de bestuurders rond een tafel zijn geplaatst en een gezamenlijke handeling de bindende factor vormt. Was deze factor bij de regentenstukken van administrerende of financiële aard, bij de drie overliedenstukken zijn het verwijzingen naar de activiteiten van de overlieden: het beheer van de doelengebouwen en het bezit van de schutterijen.
De drie doelengebouwen in Amsterdam, de Kloveniersdoelen in de Nieuwe Doelenstraat en de Voetboog- en Handboogdoelen op het Singel, waren vanouds de gebouwen van de schuttersgilden. Hier kwamen de schutters bijeen en oefenden zij zich op de schietbanen in het gebruik van pijl en boog en later van het geweer. In de loop van de zeventiende eeuw werden de schietbanen bebouwd en verloren de doelen hun oorspronkelijke functie. De doelengebouwen bleven bij de schutterij als sociëteit in gebruik, om er samen te komen, te vergaderen en te feesten. Zij werden daarnaast als herberg uitgebaat en voor officiële ontvangsten gebruikt. De vele portretten van de rotten en compagnieën schutters aan de wanden zullen de gasten herinnerd hebben aan de glorietijd van de schutterijen. Het beheer van ieder doelengebouw was in handen van vier overlieden, ook wel 'doelheren' genoemd, die eveneens verantwoordelijk waren voor het rijke schilderijen- en zilverbezit. Deze overlieden kwamen uit de kringen van de kapiteins en werden voor hun leven aangesteld. Omdat de overlieden in de winst van de doelen deelden, was het een lucratieve functie, die erg in trek was bij (oud-) burgemeesters.
De overlieden van de Handboogdoelen hadden zich in 1653 door Van der Helst laten portretteren als schatbewaarders te midden van het zilver van het oude Handboog- of Sint-Sebastiaansgilde. Twee jaar later lieten de overlieden van de Kloveniersdoelen zich tijdens een oestermaaltijd portretteren. De vier bestuurders zijn rond een tafel geplaatst, waarvan drie met elkaar in gesprek, terwijl de vierde voor de tafel zich naar de beschouwer wendt. De namen van de overlieden op dit stuk zijn bekend en de twee mannen links kunnen met zekerheid worden geïdentificeerd omdat er andere portretten van hen bekend zijn. Geheel links zit Cornelis Jansz. Witsen (1605-1669) en richt zich met een spreekgebaar tot de man tegenover hem. Naast hem zit Roelof Bicker (1611-1656), die net als Witsen al enige jaren overman was. Hij besprenkelt met citroen een oester. De twee andere overlieden zijn Gerard Reynst (1599-1658) en Simon van Hoorn (1618-1667), maar omdat er geen andere portretten van hen bekend zijn, is het niet helemaal zeker wie wie is. Aangezien Reynst negentien jaar ouder was dan Van Hoorn, zal hij de man voor de tafel zijn. Met een roemer half met bier gevuld heeft hij zich naar de beschouwer toegewend.
Achter Simon van Hoorn is het doelenpersoneel afgebeeld: een man met een kan, een vrouw met een schaal oesters en een jongen. In 1654 was Geertruyd Nachtglas haar vader Jacob Pietersz. Nachtglas als kastelein in deze doelen opgevolgd en misschien is zij de vrouw rechts in de deuropening. De man met de kan heeft zijn gezicht naar rechts gewend en wijst net als Simon van Hoorn naar iets dat zich buiten het schilderij bevindt.
Waarom Van der Helst de heren juist aan een oestermaaltijd heeft afgebeeld is onduidelijk. De oestermaaltijd was in de zeventiende-eeuwse schilderkunst een geliefd thema, waarbij de voorstelling een erotische connotatie had. Dit zal echter bij deze voorstelling zeker niet het geval zijn geweest. Op de vele geschilderde schuttersmaaltijden uit Amsterdam en andere steden worden geen oesters geconsumeerd en in de schaarse bronnen over schuttersfeesten worden hierover geen details gegeven. ( Judith van Gent)
Catalogus Kopstukken 2002-'03
Twee jaar na de overlieden van de Handboogdoelen lieten de overlieden van de Kloveniersdoelen zich eveneens door Van der Helst afbeelden, deze keer tijdens een oestermaaltijd. De compositie van dit doelenstuk is bijna spiegelbeeldig aan dat van het hiervoor besproken schilderij. De vier bestuurders zijn wederom rond een tafel geplaatst - waarvan drie met elkaar in gesprek, terwijl de vierde vóór de tafel zich naar de beschouwer wendt.
De namen van de overlieden op dit stuk zijn bekend. Twee van hen waren al eerder door Van der Helst geportretteerd, namelijk Cornelis Jansz Witsen in 1648 en Roelof Bicker rond 1640. In 1658 portretteerde Van der Helst Witsen nogmaals (verblijfplaats onbekend). Op een portret van Witsen door Van der Helst maakte Jan Vos een lofdicht. Van der Helst portretteerde Bicker nog twee keer: omstreeks 1640 als kapitein op de De compagnie van Roelof Bicker en in 1642 op een individueel portret (Part. Coll.). Andere portretten van Roelof Bicker: als vaandrig door Nicolaes Eliasz Pickenoy op de Schuttersmaaltijd van Jacob Backer en een getekend portret door Wallerand Vaillant uit 1651. Witsen, geheel links, richt zich met een spreekgebaar tot de man tegenover hem. Hij was kolonel van 1650 tot 1653 en werd voor het eerst in 1653 tot burgemeester gekozen. Naast hem zit Roelof Bicker, die eveneens al enige jaren overman was. Hij was een achterneef van Andries Bicker.
De twee andere overlieden zijn Gerard Reynst en Simon van Hoorn, maar doordat er geen andere portretten van hen bekend zijn, is het niet helemaal zeker wie wie is. Aangezien Van Hoorn negentien jaar jonger was dan Reynst, moet hij de man rechts zijn. Simon van Hoorn werd in 1653 aangesteld als overman en was op het moment dat dit portret werd geschilderd kolonel van de burgerij. Gerard Reynst, die vanaf 1652 overman was, is de enige die zoch tot de beschouwer heeft gewend. Hij was de rijkste man van deze vier en een groot kunstverzamelaar.
Ook op dit portret van Van der Helst is het doelenpersoneel afgebeeld: een man met een kan, een vrouw met een schaal oesters en een jongen. Jacob Pietersz Nachtglas was vanaf 1637 kastelein in deze doelen en werd in 1654 door zijn dochter Geertruyd Nachtglas als waardin opgevolgd. Misschien is zij de vrouw rechts in de deuropening en is de afgebeelde man met de kan haar echtgenoot. De laatste heeft zijn gezicht naar rechts gewend en wijst naar iets dat zich buiten het schilderij bevindt, evenals Simon van Hoorn. Dit nadrukkelijke wijzen zal zeker een functie hebben gehad. Zo komt een dergelijk gebaar ook voor op pendantportretten van echtparen, in welk geval de man wijst in de richting van de tegenhanger waarop zijn echtgenote is afgebeeld. Misschien heeft Van der Helst ook hier rekening gehouden met de plaats waar het schilderij was gepland en wordt hier ook hier naar een ander schilderij gewezen. Dit overliedenportret hing, samen met verscheidene andere schilderijen, in de overliedenkamer. In zijn hierboven genoemde lijst van schilderijen in de Kloveniersdoelen behandelde de Gerard Schaep de 'Groote Heerekamer', waar zich onder andere schuttersportretten van Cornelis van der Voort en Paulus Moreelse bevonden en boven de schoorsteen een oud stuk hing. Cornelis van der Voort, De compagnie van kapitein Jonas Witsen en luitenant Volckert Overlander. Als met deze 'Groote Heerekamer' de overliedenkamer wordt bedoeld, dan heeft het overliedenstuk van Van der Helst misschien naast het portret van Van der Voort hebben gehangen, waarop als een van de schutters de eerder genoemde kastelein Jacob Pietersz Nachtglas was afgebeeld..
Zie voor beschrijving ook SA 7329. ( Judith van Gent)
Catalogus AHM 1975/'79
De vroegste vermelding van dit schilderij vinden we in de "Beschrijvinge van Amsterdam" van 1665, en wel in het door I. Commelin samengestelde Vierde Boek, waar hij in de Kloverniersdoelen "Cornelis Witzen, out Burgermeester. Roelof Bikker. Gerrit Reynst. En Symon van Hoorn, nu Burgermeester (..) in de Overluyden kamer voor de Schoorsteen konstig uytgeschildert staande" noemt. Ook in de latere edities van Commelins Beschrijving (1693/94 en 1726) wordt het doek op die plaats genoemd, waar Wagenaar het in 1765 eveneens als aanwezig vermeldt: "In de kamer van de Overluiden der Klovenieren, ziet men de Heeren Cornelis Witsen, Roelof Bicker, Gerrit Reinst en Simon van Hoorn, in schildery, afgebeeld". Dit laatste kan echter niet juist zijn. Gebhard vond namelijk in de door Nicolaas Witsen (de zoon van Cornelis) geschreven, ongedateerde en nimmer uitgegeven "Aanmerkingen op de Beschrijving van Amsterdam" bij Commelins vermelding van het op de doelen aanwezige schilderij de volgende aantekening: "N.B. Dit is waer, maer deese Schilderij is nu op de Tresorie in 't Stathuijs overgebragt." Daar nu Nicolaas Witsen in 1717 overleed (ELIAS I, blz. 544), moet het doek reeds voor dat jaar overgebracht zijn. In het Huisarchief der Vrijheren van Heenvliet bevindt zich nog een andere aantekening van Nicolaas Witsen over dit stuk: "Het schilderij van mijn vader dat mede op de cloverniersdoelen hong hangt nu in de tresaurie tegen de glasen. N. Witsen" ('t Hart). In het ongedateerde handschrift van Christoffel Beudeker (± 1675-1756), dat op het Gemeentearchief bewaard wordt, wordt ons schilderij nog in de Kloverniersdoelen genoemd (fol. 145): "de Heeren Cornelis Witzen, Roelof Bikker, Gerrit Reijnst en Simon van Hoorn (..), die onder de Zaal in de Overluiden Kamer mede voor de schoorsteen geschildert staan." Van Dyk beschrijft het in 1758 in de Thesaurie Ordinaris van het stadhuis: "Op de andere zyde van 't Stuk van Brizé, aan het Venster hangt een diergelijke ook met vier Heeren door den zelven van der Helst, niet minder dan het vorige, alwaar den Castelein, die in Pook zijn plaats gekomen is, staat afgebeelt, zynde de Broeder van dien grooten Kunstenaar van der Helst, en Vader van Hugo van der Helst, zedert Predikant binnen deze Stad, naar wien de Doelen op de Garnalen Markt, den naam van van der Helst en Doelen gekreegen heeft". Overigens was kastelein Van der Helst niet de opvolger van Pook, daar deze laatste de kastelein van de Voetboogdoelen was (Meyer, blz. 235 en 237, waar ook een nog uitvoeriger uiteenzetting over identificatie en herkomst van cat.nr. 171; zie voor Pook onder cat.nr. 173).
Gebhard heeft zich uitvoerig beziggehouden met de vraag in welke volgorde de hierboven genoemden rond de tafel geplaatst zijn. Op grond van een vergelijking met de hoofdpersoon van Van der Helsts bekende 'Schuttersmaaltijd' van 1648 (cat. Rijksmuseum 1960, nr. 1135) stelde hij vast dat de geheel links zittende overman Cornelis Witsen moet zijn. Vergelijking met het portret van Roelof Bicker in Van der Helsts schutterstuk van 1639 (cat. Rijksmuseum 1960, nr. 1134), deed hem concluderen dat deze identitiek is met de tweede man van links in ons schilderij (dit werd bevestigd door vergelijking met een pastelportret van Bicker door W. Vaillant; aldus brief van het Ikonografisch Bureau aan het Stedelijk Museum, d.d. 25.8.1964). Wie Van Hoorn en wie Reynst is, kon hij echter niet met zekerheid vaststellen. Daar echter de overman uiterst rechts opvallend rossig haar heeft, hetgeen ook het geval is bij Gerrits zoon Joan Reynst in diens portret door Karel Dujardin (cat. Rijksmuseum 1934, nr. 829), zoals Gebhard reeds opmerkte, lijkt het er op dat hiermee ook de derde en vierde overman geïdentificeerd zijn.
Naast de hier besproken Overlieden van de Kloverniersdoelen (1655) schilderde Van der Helst in 1653 de Overlieden van de Handboogdoelen (cat. Rijksmuseum 1960, nr. 1136) en in 1656 die der Voetboogdoelen (ons cat.nr. 173). Martin achtte het vroegste stuk nog stemmig en sober, maar in cat.nr. 171 zag hij "de pathetiek der gezwollen vormen". M.i. zijn echter de overeenkomsten in compositie opvallender dan de verschillen: in beide groepen brengt Van der Helst een zekere eenheid door de uiterst links en rechts aan tafel zittende figuren met elkaar te doen spreken, in beide stukken wendt de voor de tafel zittende overman zich tot de beschouwer. Zelfs zou men het kikvorsperspectief en diagonaal in het grondvlak geplaatste achterwand in het schilderij van 1653 eventueel "pathetischer" kunnen noemen dan het gebruikelijker oogpunt en de parallel aan het beeldvlak lopende achterwand in ons doek van 1655.
Een natekening in zwart krijt door J.G. Waldorp werd in 1814 te Amsterdam geveild (vlg. Hendrik van Eyl Sluyter, 26 september 1814, blz. 100, nr. 1). ( Rob Ruurs)
Bartholomeus van der Helst was een van de meest gevraagde portretschilders van zijn tijd. In de jaren vijftig schilderde hij groepsportretten van de overlieden (bestuurders) van de drie Amsterdamse schuttersgilden. Deze zijn alle in de Schuttersgalerij te zien. Hij vereeuwigde de overlieden van de Kloveniersdoelen in de vergadering, terwijl zij zich tegoed doen aan broodjes en oesters. De vier overlieden hadden als officieren gediend bij de schutterij en zaten sinds de jaren veertig in de stadsregering.
Uiterst links zit Cornelis Witsen (1605-1669), die in 1653 voor het eerst burgemeester van Amsterdam werd. Naast hem zit Simon van Hoorn (1618-1667). In 1659 zou hij burgemeester worden. In 1660 was hij ambassadeur aan het hof van Karel II van Engeland. De man die zich naar ons heeft toegedraaid, is Roelof Bicker (1611-1656). Hij is als vaandrig afgebeeld op Pickenoys Schuttersmaaltijd. Geheel rechts zit Gerrit Reynst (1599-1658), een van de belangrijkste kunst-verzamelaars van de stad. Achter de tafel staat de kastelein. Zijn vrouw en zoon dragen meer spijzen aan.