Hendrik Pouwelsz. van Gisp (ca. 1495-1561), 1550 - 1599
inv.nr. SA 3006 in depot
Portret tot borsthoogte van een man met kort haar, snor en vlassig baardje. In donker wambuis met kanten plooikraag. Rechts naast het hoofd een wapen met ooievaar in het schild en in het ornament.
Herkomst
Dolhuis; van één der gasthuizen (waarschijnlijk het Buitengasthuis) naar het Stadhuis, 1873
Trefwoorden
,
Catalogus AHM 1975/'79
Rechts boven een wapen, waarin twee maal een ooievaar voorkomt. Het lijkt authentiek. Op de plint onder de figuur: HENDRIK PAULUSZOON BOELENS, EERSTE STICHTER VAN T KRANKZINNIGEN HUIS TE AMSTERDAM (lijkt niet origineel). Ter Gouw zegt over deze identificatie: "bewijs ontbreekt", maar spreekt wel over Wagenaars vermelding van het stuk: "Ook hangt hier (in de Regentessekamer van het Dolhuis) .. een geschilderd afbeeldsel van den Stigter, Henrick Pauluszoon Boelens" (Ter Gouw; Wagenaar). Oudere stadsbeschrijvers van Amsterdam vermelden dezelfde naam, als zij de stichter van het Dolhuis ter sprake brengen (zie: Ter Gouw).
Elias wees er echter op dat deze man geen Boelens heette, doch Hendrick Pouwelsz., gezegd van Gisp, Heer van der Does (Jisp ca. 1495 Amsterdam 1561). Hij was lakenkoper en grootgrondbezitter en woonde in de Warmoesstraat (ELIAS I, blz. 116, 124). Het abuis hem later "Boelens" te noemen is verklaarbaar, omdat hij van 1521 af gehuwd was met Stijn Albertsdr. Boelens (ELIAS I, blz. 116).
Deze Stijn was, volgens een verhaal van haar nazaten, van belang voor de stichting van het Dolhuis: ".. in 't begin des jaars 1561, boodt Henrik Pauluszoon Boelens .. den Raade drie duizend guldens aan, midts daarvoor een Dulhuys wierdt opgeregt. Volgens eene oude overlevering, in 't nageslagt van den Stigter, zou zyne zwangere Huisvrouw, Styne of Christina Boelens, door eene krankzinnige vrouw, die, woedende, de trappen afkwam, aangevallen en by de keel gegreepen wordende, vol schriks, eene gelofte gedaan hebben, dat zy, of hear man, indien zy eene gezonde vrugt ter wereld bragt, den Raad om een plek gronds verzoeken, en daarop een Krankzinnigen Huis stigten zou: zy zou vervolgens, inderdaad, van een welgeschaapen kind bevallen zyn, en haare gelofte volbragt hebben" (WAGENAAR II, blz. 307).