Catalogustekst
‘Door ’t mildt inleggen der goeder burgeren wys bedacht / Is dit huys met dees lotery Aº 1592 in beter staet gebracht’ staat te lezen op de fraaie lijst van dit nachtelijke tafereel. Lang is onduidelijk geweest wie de maker was van deze uitzonderlijke voorstelling, totdat Nicolaas de Roever in 1888 de signatuur en de datering ontdekte: ‘G coignet fe in mey 1593’.
Gillis Coignet behoorde tot de vele Vlamingen die na de val van Antwerpen in 1585 naar het noorden waren getrokken. Hij woonde en werkte vanaf 1586 enkele jaren in Amsterdam. De aanduiding ‘mei 1593’ op het schilderij is het laatste levensteken van Coignet in de stad. In 1595 blijkt hij zich in Hamburg te hebben gevestigd. In het Schilder-boeck prijst Karel van Mander de schilder nadrukkelijk om zijn overtuigende nachttaferelen, waarbij hij het Dolhuisschilderij zelfs aanhaalt als voorbeeld. De schildersbiograaf zal het schilderij hebben gezien in de regentenkamer van het Dolhuis, waar het later ook wordt vermeld door Dapper in 1663. Een eeuw later zag Wagenaar het in de regentessenkamer hangen.
Aanleiding tot de opdracht was de loterij, gehouden ten behoeve van de uitbreiding van het Dolhuis. Dit gesticht dateerde van 1562 en was gebouwd met de 3000 gulden die Hendrick Pouwelsz van Gisp (ca. 1495 – 1561) hiertoe aan de stad had nagelaten. Aangezien het tehuis al spoedig te klein bleek, stemde de Vroedschap op 9 april 1591 in met de organisatie van een openbare loterij, waarvan de opbrengst de uitbreiding van het Dolhuis ten goede zou komen. De voor de gelegenheid gedrukte loterijprent bevat het reglement en een overzicht van de beschikbare prijzen – een indrukwekkende hoeveelheid zilveren vaatwerk, gecombineerd met geldbedragen; tevens is de te realiseren nieuwbouw afgebeeld. Nadat een jaar lang loten à zes stuivers waren verkocht, vond de trekking plaats op 14 augustus 1592; ze duurde een dag en een nacht lang. De gewenste uitbreiding van het Dolhuis zou overigens pas in 1617 gereedkomen.
Het schilderij verbeeldt de trekking van de loterij. Een grote menigte is verzameld rond een hoog podium. Het decor is getooid met een sierlijke renaissancebekroning, gedateerd 1592. In de boognis in het midden bevinden zich drie figuren, die mogelijk als een tableau vivant enkele krankzinnigen voorstellen. Op de hoeken tonen gevleugelde schildhouders het Amsterdamse stadswapen. Het toneel zelf wordt op de hoeken verlicht door twee mannen met vuurpotten; in het overdekte deel gebeurt dat met lantaarns. Centraal op de voorgrond bevinden zich vijf kleurrijk uitgedoste lieden: drie lootmeesters en twee knapen. De man in het midden heeft de mouwen opgestroopt, daarmee een geloofwaardige rol bij de trekking etalerend. Zijn actieve houding doet vermoeden dat hij na iedere trekking de twee enorme manden naast zich door elkaar schudt. De ene mand, voorzien van het stadswapen, zal zijn gevuld met proosbriefjes, elk voorzien van naam en een kort rijmpje. In de andere zitten de prijsbriefjes en de blanco “nieten”. Twee koppels van een lootmeester met een jongen verzorgen de trekking van de namen en de rijmpjes enerzijds, en de prijzen of de nieten anderzijds. Ze hebben ieder een kleine ton tot hun beschikking. De knaapjes, ieder met een stoffen zak in de hand, zijn wellicht weeskinderen en suggereren dat kinderlijke onschuld iedere vorm van gesjoemel bij de trekking moet uitsluiten. De prijs- en nietbriefjes worden getrokken en waarschijnlijk ook opgelezen door de lootmeesters. De mannen met de vuurpotten brengen de boodschap met luide stem over naar het publiek: het zijn wellicht de prooslezer en de prijs- en nietroeper. De trompetter aan de rechterzijde zet een gewonnen prijs met geschal kracht bij.
Links beklimt een man een ladder die tegen het podium staat. Lost hij de man bovenaan de ladder af? Op het podium zijn in het halfduister tribunes te onderscheiden met nog meer keurig geklede heren. Onder hen ongetwijfeld de regenten van het Dolhuis, klerken die de trekking moesten administreren en controleurs van de loterij, die toezien op een vlekkeloos verloop. Misschien mogen in de twee heren die vanuit de ronde openingen in het decor van bovenaf op de trekking neerkijken, eveneens controleurs worden herkend. Al het toezicht heeft niet kunnen verhoeden dat een van de afgestoken vuurpijlen is neergekomen tussen de uiteenstuivende mensen op de voorgrond. Het reglement maakt het onwaarschijnlijk dat de te winnen prijzen ter plekke werden uitgereikt. Het was te gevaarlijk om ’s nachts met kostbaarheden over straat te gaan. Wel werd het overzicht van gewonnen prijzen en prijswinnaars bijgehouden op een ‘Taeffel (…), opdat een yegelyck tot allen tyden sien, weten, ende lesen mach, wien prijs ghebeurt of ghevallen is.’ Het voorgeschreven bord is op het schilderij niet te zien.
De locatie waar de afgebeelde loterijtrekking heeft plaatsgevonden, is niet op het Rusland, zoals steeds is aangenomen, maar op de kleine Groentemarkt aan de Oudezijds Voorburgwal, direct achter de Grote Vleeshal aan de Nes. Hier bevond zich een overdekte markthal, die op het schilderij voor de gelegenheid is volgebouwd met een tijdelijk podium op een onderbouw, dat zich uitstrekt tot op het plein. De hoge wand in het donker achter het podium is de kopse gevel van de Grote Vleeshal. Links op de achtergrond is tegen de duistere hemel de kapel van het voormalige Sint Margarethaklooster nog juist te onderscheiden. ( Norbert Middelkoop)
Catalogus AHM 1975/'79
Opschrift op de oude lijst "door 't mildt inleggen der goeden burgeren wys bedacht Is dit huys met dees loterij Ao 1592 in beter staet gebracht". Op het tympaan boven het toneel het jaartal 1592.
In 1663 vermeldt Dapper over de regenten van het Dolhuis: "Op hun kamer of vergaderplaats ziet men noch de Lotery, die in den jare vijftien honderdt een en tnegentigh gehouden wiert, afgebeelt".
In 1765 door Wagenaar vermeld als aanwezig in de Regentessenkamer van het Krankzinnigenhuis: "een groot stuk, het trekken der Loterije van 't jaar 1592, op een hoog tooneel, bij avond en toortslicht, verbeeldende". (In 1975 noemde Snoep het stuk "een van de zeldzame afbeeldingen van een Noordnederlands straat theater").
De magistraat gaf toestemming tot een loterij omdat het Dolhuis (Krankzinnigen gesticht), gelegen op het terrein van het voormalige St. Ursula klooster aan de Kloveniersburgwal, te klein was geworden en gelden om uit te breiden ontbraken. De trekking van deze loterij, die op 14 augustus 1592 am 9 uur 's morgens begon en dag en nacht onafgebroken voortduurde, vond plaats op een toneel dat op "het Rusland" was opgeslagen. Het gebeuren is hier bij nacht weergegeven (Scheltema; Sander; verg. uitvoerig: Fokker; Anoniem, De Loterijen, in: De oude tijd, onder leiding van D. van der Kellen Jr., 1870, blz. 258).
Ons schilderij wordt, zoals De Roever opmerkte, in 1604 vermeld door Carel van Mander in diens kunsttheoretisch gedicht "Den Grondt der edel vry Schilder Const", opgenomen in "Het Schilder Boeck". Van Mander prijst Coignet als een goed schilder van nachten, die daarbij voor lichteffecten soms gebruik maakte van echt goud. Als voorbeeld noemt hij een 'Judith met het hoofd van Holofernes' en ons doek: "Met Toortsen en Fackels, oock met Lanternen / In de straten t' volcx toeloop in ’t verschieten / Als de Lotery, die hem maken lieten / t' Amsterdam der Crancksinnige voorstanders." Naar aanleiding hiervan onderzocht Miedema het schilderij met een microscoop "waarbij bleek dat noch voor de vuurpijlen, noch in de vuurpotten bladgoud was gebruikt".
Ter gelegenheid van dezelfde loterij werd ook een prent uitgegeven (Muller, Historieprenten .. nr. 1009; afgebeeld bij Sander en in: BRUGMANS IV, blz. 71l).
Een vergelijkbaar schilderij, gemaakt ter herinnering aan een in 1596 gehouden loterij ten behoeve van het Oude Mannen en Vrouwengasthuis, bevond zich destijds, met een rijm er onder, in de vrouweneetzaal van die instelling. Reeds in Wagenaars tijd was het verdwenen en was enkel het rijm bewaard (WAGENAAR II, blz. 302). Het schilderij bewijst dat het Rusland, dat tevoren een water was geweest, in 1592 reeds was gedempt (d'Ailly). D'Ailly identificeerde het huis met grote luiken dat rechts van het podium boven de andere huizen uitsteekt, als het gildehuis van de leerlooiers, huidekopers en schoennakers. Dezelfde auteur nam aan dat de schilder, terwille van de compositie, de huisjes links lager heeft afgebeeld dan zij in werkelijkheid waren. ( Albert Blankert)
Tentoonstellingstekst
Op een podium vindt de trekking plaats van een loterij. De opbrengst is bestemd voor het Dolhuis, het tehuis voor geesteszieken.
Hoogwaardigheidsbekleders trekken lootjes uit twee manden, de een met een prijs, de ander met een rijmpje. De figuren in de nis boven het toneel verbeelden waarschijnlijk krankzinnigen. Het in 1561 opgerichte Dolhuis was gevestigd aan de Kloveniersburgwal, toen aan de rand van de stad. Al spoedig bleek de behuizing te klein. Om het benodigde geld te voor nieuwbouw binnen te halen werden loterijen georganiseerd, waarbij allerlei prijzen waren te verdienen. Het zou nog tot 1615 duren voordat de uitbreiding was gerealiseerd.
Tentoonstellingstekst
Op 14 augustus 1592 is het zover. Na een jaar lang loten verkopen volgt de trekking, met mooie prijzen: zilver en geldbedragen. De opbrengst van de loterij gaat naar het Amsterdamse Dolhuis, dat moet worden uitgebreid. In het Dolhuis worden krankzinnigen opgeborgen die een gevaar opleveren voor zichzelf of hun omgeving. De trekking duurt maar liefst 68 dagen en nachten!