signatuur/datering r. v.h. m. op map, welke tegen balaustrade staat: A. de Lelie fec. 1792
schenking 1889-06
inv.nr. SA 3036 in depot
Professor Andreas Bonn opent de tekenzaal van Felix Meritis met een tekenles over het ontkleed model.
Herkomst
Schenking De Lelie aan de Maatschappij Felix Meritis, Amsterdam, 1 december 1792; overgedragen aan de Stad Amsterdam, 1889; bruikleen aan Rijksmuseum, 1889-1935; AHM, 1935-1994; bruikleen aan Rijksmuseum, 1994
Op 24 september 1787 werd Adriaan de Lelie lid van de Maatschappij Felix Meritis. Een nieuw lid van dit genootschap betaalde entreegeld. Bij het tekendepartement was het de gewoonte om dit te doen in de vorm van een entreepresent, vaak een kunstwerk. De Lelie voldeed op 1 december 1792 aan zijn plicht met dit schilderij. Het stelt een les in de spieranatomie voor, gehouden door Hoogleraar Anatomie Andreas Bonn in de Tekenzaal van Felix Meritis. De Tekenzaal bevond zich op de derde verdieping van het gebouw aan de Keizersgracht, dat in 1788 was ingewijd. De zaal was speciaal gebouwd om er op een academische manier de tekenkunst te kunnen bedrijven. Bij de bouw was rekening gehouden met de lichtinval en er was een podium waarop het model plaats kon nemen. De naakte man op het hier besproken schilderij staat op dat podium. Achter het zeil bevind zich de kachel, zodat hij het niet koud kreeg. De man staat in de pose van het beroemde beeld van de Apollo Belvedere, nu in het Vaticaan.
De Lelie geeft daarmee een extra academisch tintje aan de hier voorgestelde voordracht. De Apollo Belvedere was in de academische traditie het toonbeeld van perfecte mannelijke anatomie. De Lelie zal deze pose dus ook geschilderd hebben om de voordracht over de mannelijke spieranatomie visueel in een kunsttheoretisch perspectief te plaatsen. Bovendien biedt het de mogelijkheid om in één beeld twee duidelijke aspecten te tonen van de academische tekenpraktijk, zoals die in Felix Meritis werd beoefend, namelijk het tekenen naar (klassieke) sculptuur én het tekenen naar het leven.
In zijn beschrijving van Felix Meritis uit 1800 geeft Cornelis Sebille Roos (1754-1820) aan wat het schilderij volgens hem voorstelt. Op de kamer van de directie van het tekendepartement zag hij kunstwerken: ‘waaronder een zeer fraai schilderstuk geplaatst is, verbeeldende de Tekenzaal, waarin alle de Leden des departements, met aandacht de spierkundige lessen van den Hoogleraar A. Bonn op het naakt model aanhooren, en waar in alle de pourtraitten der, te dier tijd aanwezig zijnde persoonen, uitmuntend gelijkende getroffen zijn’. ( Tom van der Molen)
Catalogustekst
Aan Adriaan de Lelie danken wij het grootste aantal portretten van vooraanstaande Amsterdammers van omstreeks 1800. De vier groepsportretten die hij tussen 1792 en 1808 vervaardigde van leden van de Maatschappij Felix Meritis, beelden tezamen 158 heren af, sommigen meer dan eens, wier identiteit bekend is uit de bijbehorende omtrektekeningen met nummers en naamlijsten. Felix Meritis (‘Gelukkig door Verdiensten’) was opgericht in 1777 als genootschap voor de Amsterdamse élite, om door verrijking van de algemene kennis een betere burger te worden. De Maatschappij, waarvan alleen heren lid waren, telde vijf departementen: Natuur-en Wiskunde, Koophandel en Fabrieken, Tekenkunde, Muziek en Letterkunde. De Lelie was zelf lid van het Departement der Tekenkunde sinds 1787. Hij had toen reeds drie regentenstukken voor zorginstellingen op zijn naam staan, waarin de invloed van zijn 17de-eeuwse voorgangers evident is.
Als entréepresent aan Felix Meritis schilderde De Lelie een kleinfigurig groepsportret van de leden van het departement der Tekenkunde. Om het grote aantal mannen overtuigend te portretteren, schaarde hij ze rondom professor Andreas Bonn, honorair lid van het departement en hoogleraar ontleed- en heelkunde aan het Athenaeum, die in de Tekenzaal zijn gehoor de menselijke anatomie verduidelijkt aan de hand van een naaktmodel. Door een uitgekiende plaatsing van Bonns hand bleef de schilder binnen de grenzen van de goede smaak. De pose van het model is ontleend aan het beeld van de Apollo Belvedere, waarvan de Maatschappij een gipsen afgietsel bezat. Op 1 december 1792 werd het doek aan de leden gepresenteerd. Uit de notulen blijkt dat hier niet de inwijding van de Tekenzaal kan zijn afgebeeld, zoals later is beweerd. De Lelie heeft een willekeurig college van Bonn tot uitgangspunt genomen voor zijn groepsportret. In 1795 leverde hij er een aquarelkopie bij, waarmee de afzonderlijke leden geïdentificeerd konden worden. Twee latere omtrektekeningen zijn evenwel duidelijker. Onder de aanwezigen zijn ook enkele kunstenaars, zoals Jan Ekels (nr. 18), Hermanus Numan (nr. 26), Egbert van Drielst (nr. 31) en De Lelie zelf (nr. 24): de man rechts, die ons van achter een schouder aankijkt. ( Norbert Middelkoop)
Catalogus AHM 1975/'79
De bijschriften bij een natekening naar het schilderij door H.W. Caspari (1770 1829;
zelf leerling op de tekenschool van Felix Meritis) in het Rijksprentenkabinet licht ons in wie de verschillende afgebeelde heren zijn: 1. A. Bonn, 2. Schoonegevel, 3. H. Heeremiet, 4. J. Tersteeg, 5. P. Barbiers, 6. S. Goblé, 7. A. de Lelie, 8. D. Versteegh, 9. H. de Flines, 10. L. Kuyper, 11. J. Ekels, 12. H. Numan, 13. N. v.d. Meer jr., 14. J.E. Grave, 15. J.H. Middelhuysen, 16. D. du Pré, 17. J.W. de Normant, 18. G. v.d. Voort, 19. B. v. Heiningen, 20. E. v. Drielst, 21. J.J. de Flines, 22. J. Kersjens, 23. W. v.d. Vuurst, 24. C. v. Heurn, 25. J. Gildemeester, 26. J.8. v. Aerde, 27. P. Fouquet, 28. J. Goll v. Frankenstein, 29. D.A. v.d. Wart, 30. G. v. Rooyen, 31. C.S. Roos, 32. C.R.T. Krayenhoff, 33. J. de Frey, 34. H. Lageman, 35. I. Lauwer, 36. J. Swart, 36. J. Grandiean (zie de afbeelding). Onder de voorgestelden bevindt zich een twintigtal kunstenaars, waaronder De Lelie zelf en verder o.a. Egbert van Drielst (nr. 20) en Jan Ekels II (nr. 11), de schilders van onze cat.nrs. 114 115 en 136 (vgl. Van Hall).
De Lelie werd in 1787 lid van het "Departement der Teekenkunde" van het Genootschap. Dat verplichtte hem een zgn. "entréepresent" te leveren. Daartoe schilderde hij het onderhavige schilderij. Een voorstudie bevindt zich in het Gemeentearchief te Amsterdam (Knoef 1940, blz. 399).
De notulen van de tekenafdeling van "Felix" d.d. 1 december 1792 vermelden: “veraangenaamde ons op hede de heer A. de Lelie met aan 't departement te offereeren .. een zeer fraay en waardig schildery verbeeldende het aanwyzen der spieren op 't naakt model, door den hooggel: Heer A. Bonn An: & Ch: Professor, op de Tekenkamer in ons departement, zijnde gemelde hooggel: heere Bonn en alle de aanschouwers uyt de Leden na het leven afgebeeld ..". De schilder werd voor "dit waardig geschenk .. door de geheele vergadering hartelijk bedankt" en men besloot "de lyst thans om 't schildery ., die ca. f 17, kosten, zal" te betalen. In 1795 deelt de president der tekenafdeling verder mee: "dat de burger A. de Lelie aan het Departement present gaf een omtrek met de namen der persoonen, van het schildery verbeeldende het aanwyzen der spieren door Prof. A. Bonn .. voor welk onverwacht en aangenaam present dien Burger bedankt wierd". (Knoef 1938, blz. 206, 207; vgl. Knoef 1940, blz. 389 en Knoef 1943, blz. 42).
Knoef, die er op wijst dat het schilderij de laatste geschilderde "Anatomische les" is, acht het qua composite weinig geslaagd. (Knoef 1938, blz; 207; Knoef 1943, blz. 42). Nuyens stelt dat het merkwaardig is dat de hier afgebeelde anatomische les zich niet meer afspeelt in het Theatrum Anatomicum en dat niet meer een lijk of geraamte als lesmateriaal dienst doet, wat allebei op oudere afbeeldingen van het thema wél het gevel was.
Daarbij moet echter worden aangetekend dat De Lelie geen traditionele, voor Chirurgijns gehouden anatomische les heeft afgebeeld. Het schilderij hoort tot dezelfde serie als cat.nr. 234, een doek dat werd opgedragen door het departement van koophandel van het genootschap. Daarop is te zien hoe J.H. van Swinden de Gehoorzaal van Felix Meritis opent met een toespraak. In dat verband lijkt het mij vrijwel zeker dat op cat.nr. 232 Andreas Bonn is afgebeeld terwijl hij de "tekenzaal" van het zelfde gebouw met een redevoering opende. Deze gebeurtenis vond plaats op 3 november 1789. Dat blijkt uit de in druk bewaarde "Redevoering ter inwijding der volbouwde tekenzaal voor het departement der Tekenkunde .. in de Maatschappij Felix Meritis" (op 20 november opende Bonn ook de "gehoorzaal en schouwplaats voor het departement der Natuurkunde" met een rede; beide "Redevoeringen ter inwijding.." werden in 1790 te Amsterdam uitgegeven bij J.C. Sepp en A. Fokke; exemplaar op het RKD). Andreas Bonn (1738-1817) was Professor Anatomiae te Amsterdam vanaf 1771.
Banns "Redevoering", die in het bijzonder bestemd was voor de "beschermers, begunstigers en beoefenaars van Kunsten en Wetenschappen" (blz. 3), bestaat uit een verrassend modern aandoende schets van de geschiedenis der beschaving, waarin hij steeds benadrukt hoe beeldende kunst slechts kan bloeien als wetenschap en handel dat ook doen. Welke functie het naakte mannelijk model waar Bonn op het schilderij op wijst en het geraamte erachter in of bij zijn betoog vervulden, is niet volstrekt duidelijlk. Wellicht dienden zij alleen om op het schilderij (of ook tijdens de werkelijke redevoering) Bonns positie als "Professor Anatomiae" duidelijk te maken.
Ook is het mogelijk dat Bonn het model benutte om, vertellend hoe de tekenkunst het niet zonder de "Natuurkunde" kan stellen de volgende passage te illustreren: "De natuur wijst haar (de tekenkunst) inzonderheid op het Menschbeeld, om daaraan al het eenvoudige maar verhevene, het evenredige, schoone en toevallige op te merken, en aan de navolging daarvan tijd en vlijt te besteeden" (blz. 12). De naakte man is immers een levend model en daardoor een stuk "natuur". Tegelijk staat hij voor het "evenredige, schoone en bevallige": hij staat namelijk in exact dezelfde hooding als de Apollo Belvédère, een antieke sculptuur die in die tijd, tijdens de opkomst van net neo classicisme, voor een volmaakt kunstwerk bij uitstek doorging. In de "beeldengalerij" van Felix Meritis nam een afgietsel van dit beeld een ereplaats in, zoals te zien is op cat.nr. 235. Het model op cat.nr. 232 draagt een boog in de hand, de Apollo Belvédère niet: dat onderdeel van het beeld is verloren gegaan.
Het geraamte kan (mede) betrekking hebben op de passage waar Bonn opmerkt dat: "de Ontleedkunst haar (de tekenkunst) het overige der werktuiglijke lichaamsbewegingen ontvouwt" (blz. 15).
Elders in zijn rede betoogt Bonn over de "Wijsbegeerte" o.a.: "Zij boezemt haar (de tekenkunst) .. eenen afkeer in van al het laage en verachtelijke, van al het wulpsche en dartele: welk laatste de zedigheid haar gebiedt, met eenen sluier van welvoeglijkheid, voor het oog der Onschuld te bedekken en te verbergen" (blz. 13). Het lijkt erop dat De Lelie deze opmerking ter harte heeft genomen. Hij heeft Banns hand zo gepleatst dat die dienst doet om het geslacht van het naakte model "met eenen sluier van welvoeglijkheid (én) te bedekken en te verbergen".
Behalve cat.nrs. 232, 234 en 235 maakte De Lelie voor Felix Meritis ook een afbeelding van de "Teekenzaal voor het naakt model". Alle vier schilderijen werden bij de opheffing van "Felix" in 1889 aan de Gemeente overgedragen en daarna aan het Rijksmuseum uitgeleend. Thans bevindt zich daar nog de 'Teekenzaal' (cat. 1934, nr. 1435). ( Albert Blankert)