Quinkhard portretteerde in 1747 opnieuw een groepje regenten van het Leprozenhuis. Het is ditmaal opvallend rustig op het schilderij. Waarschijnlijk is het de bedoeling geweest om er tenminste nog twee regenten aan toe te voegen. Die moesten dan wel hun eigen portret betalen. Toen dat niet gebeurde, werd links de binnenvader geportretteerd door Van der Mijn in 1749. Zo kan de ene regent met hem de inhoud van het briefje in zijn hand bespreken. De andere regent kijkt door de omstandigheden naar niemand, terwijl hij op het papier wijst. ( Norbert Middelkoop)

Van Gool bedoelde stellig in 1751 dit en het volgende schilderij met: "noch twee kapitale stukken (door Quinkhard), pronkende met de afbeeltsels der Regenten van 't Leprooshuis". Wagenaar vermeldt in de Regentenkamer van het Leprozenhuis: "twee (schilderijen) van Quinkhard en van der Mijn". Volgens Scheltema zijn de afgebeelde regenten waarschijnlijk Jan Frans de Famars en Aäron Noël (Scheltema 1879). Krielaart tekent aan: "De Famars overleed echter in 1745, terwijl het schilderij blijkens het opschrift werd begonnen in 1747 en voltooid in 1749. In die periode waren, behalve Noël (1702-1748) regenten: van Kerchem (1743-1762), Noltherius (1748- 1770) en Van Aelst (1748-1751). Noël komt waarschijnlijk (ook) voor op cat.nr. 360, de drie overigen op een thans niet meer bekend schilderij uit 1761 van T. Regters (zie: WAGENAAR II, blz. 312)." ( Albert Blankert)

Het schilderij hing in de regentenzaal van het Leprozenhuis, en wel links van de schoorsteen. Voorgesteld zijn de regenten Aäron Noël en één van zijn medebestuurders: Van Kerchem, Nolthenius of Van Aalst. Quinkhard heeft een aantal van dit soort regentenstukken geschilderd. Een ander groepsportret, met drie geportretterde regenten, sierde al eerder, sinds 1741, de regentenkamer van het Leprozenhuis.