Vorstin op troon, gedecoreerd met Franse leliën, met naast haar de keizerskroon. In de rechterhand een rozenkrans. Drie zwevende engelen voor het baldakijn.
Herkomst
Schenking Maria de Medici aan burgemeesters van Amsterdam of door dezen besteld, 1638; geplaatst in het Oude Stadhuis; kennelijk gered uit de stadhuisbrand van 1652, want nadien aanwezig op de Thesauriers-Ordinariskamer van het nieuwe Stadhuis op de Dam; aldaar voor de schoorsteen in de Secretarie; huidig stadhuis, (wacht)kamer voor de Burgemeesterskamer, nr. 7
Maria de Medici, Koningin-moeder van Frankrijk, verbleef geruime tijd in ballingschap te Brussel vanwege een conflict met haar zoon Koning Lodewijk XIII en diens raadsman kardinaal Richelieu. Toen haar positie daar onhoudbaar werd, droeg Frederik Hendrik er zorg voor dat zij van augustus tot eind oktober 1638in Den Haag kon verblijven (daarop vertrok zij naar Engeland). Tijdens die periode bezocht zij diverse Hollandse steden. Op 1 september werd zij in Amsterdam "met triomf ingehaeld", o.a. met "heerlyck toestel van Triomfbogen en Poorten... en Vertooningen van spelen, en opbod der gansche Schutterye" (Vondel, op.cit., blz. 621; zie uitvoerig; Wagenaar I, blz. 533 e.v.; Van Enst Koning; Snoep, blz. 39-64).
De gang van zaken bij dit bezoek werd, in opdracht van burgemeesters, uitvoerig beschreven door Caspar van Baerle (Baerleaus) in zijn Latijnse "Medicea Hospes" (zie over de opdracht: Van Enst Koning en SNoep, blz. 41). Daarvan maakte Vondel een Nederlandse vertaling die in 1639 te Amsterdam uitkwam: "Blyde Inkomst der allerdoorluchtighste Koninginne Maria de Medicis, t´Amsterdam, vertaelt uit het Latijn des hooghgeleerden heeren Kaspar van Baerle" (Vondel, op.cit., blz. 618-638). Daaruit vernemen wij hoe uit Maria´s: "edelmoedige beleeftheid sproot...dat zy haere schilderij, hoewelze noode zit om zich te laeten uitschilderen, den weledelen grootachtbaeren Burgemeersteren van Amsterdam beloofde, en de zelve van den uitmuntenden schilder Hondhorst, in ´s Gravenhaegh gedaen hun tot een eeuwige gedachtenis van haer zelve geschonken en toegeeigent heeft: en men is van meening die schildery op het Raedhuis te hangen by den onoverwinnelycksten Keizer, Karel de V, haren oudoom, met dit schrift daer onder:
De groote Medicis, een Moeder van drie Kroonen,
Quam dus, ter goeder uur, zich in ons Stadt vertoonen" (Vondel, blz.636; vgl Wagenaar). In januari 1639 schreef Barleaus ook in een brief dat dit portret, met zijn Latijns epigram: "Sic ivit nostram grandis Medicea per urbem sceptrorum mater suspicienda trium", op het stadhuis opgehangen zou wordem (Snoep, blz. 43, met vermelding van een andere bron volgens welke Honthorst tijdens Maria de Medici´s verblijf in Den Haag (ook) een portret van haar maakte dat aan Amalia van Solms werd geschonken).
In Vondels vertaling werd een prent door S. Savry naar het schilderij afgedrukt (Vondel, afb. t.o. blz. 6; Snoep, afb. 11). Het enige verschil van belang tussen de prent en ons schilderij is dat op de prent links in het midden een ballustrade zichtbaar is met daarachter een gezicht op Amsterdam en het Ij, terwijl daar op het schilderij slechts een geheel effen plek te zien is. Bij een in 1963 uitgevoerd röntgenologisch onderzoek bleek dat zich daar geen voorstelling onder bevindt. Het lijkt mij zeer goed denkbaar dat daar een beschadiging in het doek onstaan is bij de stadhuisbrand van 1652.
Het portret van Karel V, waar naast men het portret van Maria de Medici wilde hangen, is ongetwijfeld ons cat.nr. 560.
Na Vondel maakte ook Jan Vos, in zijn "Byschriften", een gedicht op het portret van: "Maria de Medicis, Koning van Vrankryk, &c., Door Hondthorst geschildert: (Hondhorst)
Dus toont zich een Medicis een moeder van drie Ryken.
De dooren van de Nydt versteekt haar leelybloem.
Al wat Fortuin aan veel der Grooten ooit deedt blyken,
Heeft zy alleen gevoelt. onzeeker is den roem.
Haar klimmen wordt verpoost door zwaare ballingschappen.
De troonen zyn van goudt: maar slibberigh van trappen" (Vos).
Nadien werd het stuk vermeld als aanwezig op het stadhuis door Commelin in 1693, Houtbraken in 1718, Van Dyk in 1758 en Wagenaar in 1760 en 1765. Commelin in 1693 ("twee afbeeldtzelen van Maria de Medicis"), De Vries in 1843 (nr.24) en Van Enst Koning nog in 1854 vermelden, behalve cat.nr. 189, ook nog een schets voor het schilderij als aanwezig op het stadhuis. De laatste auteur noemt die "nu geplaatst in de Besogne-kamer". Nadien raakte deze schets blijkbaar zoek of verloren, want hij werd niet meer vermeld.
Van Enst Koning meende dat een uitgavepost van de stadsregeering van 1639 die hij aan het licht bracht, op deze schets betrekking had: "Den schilder Honthorst betaelt voor ´t conterfeytsel van de Reyne mère ... f 530,-" (vgl. Snoep, blz. 168, noot 53). M.i. maakt deze uitgavenpost Barleaus´ bewering dat Maria haar portret aan de burgemeester had "geschonken" dubieus. In 1639 was f 530,-- ongeloofwaardig veel geld voor een schets. Zelfs voor een schilderij als cat.nr. 189, dat wel groot is maar toch maar één figuur bevat, was het zeer goed betaald. Het lijkt mij niet ver gezocht te concluderen dat de stadsregering zelf het portret bekostigde en dat Barleaus dit feit verbloemde. Het bezoek van de vorstin verleende, zo vond men, aan de koopstad veel glorie. Men spaarde kosten noch moeite om haar met pracht, praal en "Vertooningen", te eren. Maria´ "Blyde Inkomst" kostte de stad ruim f 800,-- totaal (Snoep, blz. 64, 167, noot 33). ( Albert Blankert)