Jacob de Vos, Amsterdam, 1850-1863; legaat Arti et Amicitiae, 1885-1895; mevrouw A.H. de Vos-Wurfbain, 1895; H. Koekkoek Jr., Amsterdam, 1895; P. Langerhuizen Lzn./D. Franken Dzn., Londen, 1895; legaat Amsterdam Museum, Amsterdam, 1897.
De Franse koning Lodewijk XI bezette Bourgondië en bedreigde ook de Nederlanden. De Nederlandse gewesten kwamen óf tegen Maria in opstand, óf zij waren op eigen behoud uit en niet van zins zich vereend tegen de gemeenschappelijke vijand te verzetten. Men was er zich van bewust dat van Maria geen krachtige steun te verwachten was. De Vlamingen die als eersten een Franse inval konden verwachten, kozen de woeste Adolf van Gelre tot leider. Zij bevrijdden hem uit zijn kerker te Kortrijk, stelden hem aan het hoofd van hun troepen en beloofden hem zelfs Maria's hand. Ook de Geldersen die nog steeds aan hem gehecht waren, riepen Adolf weer tot hun heer uit en droegen in zijn afwezigheid het bestuur aan zijn zuster Catharina op. Aan deze voor Adolf zo schone toekomst kwam abrupt een einde. Reeds bij zijn eerste krijgsverrichting, een aanval op Doornik, sneuvelde Adolf onder het uitroepen van zijn wapenkreet Gelre! Gelre!. ( Dedalo G. Carasso)