Het heldhaftige karakter van Johan van Galen, de Leeuw van 't Toskaner strand, bleek toen hij op de Afrikaanse kust met fabelachtige moed een roversaanval weerstond. Op een avond van het jaar 1649 roeide Van Galen met een aanzienlijke geldsom naar zijn schip voor Port-Maria bij Salé. Een door zestien man geroeide bark vol gewapende mannen haalde hem in. De drie roeiers van Johan van Galen waren door schrik overmand en hij moest zich alleen verweren. Op de plecht van zijn sloep vocht Van Galen slechts met een degen tegen de pieken en sabels der rovers. Hij belette de aanvallers zelfs het afvuren van het klein geschut dat zij aan boord hadden. Met wonden overdekt en door een roeiriem aan het hoofd getroffen, ontvalt Johan van Galen de degen. Hij waadt naar het strand en wil zich in een naburige molen veilig stellen, maar vindt daar één van zijn mannen in gevecht met de rovers. Van Galen valt ongewapend aan, ontwringt één van hen het zwaard, vecht met vertwijfeling en wordt door een kolfslag en een dolkstoot getroffen. Hij blijft voor dood liggen. Tegen alle verwachting in genas Van Galen echter snel van zijn wonden. De Spaanse gouverneur, de hertog van Medina, liet de rovers terechtstellen, en de dappere kapitein kreeg zijn geld bijna geheel terug. De hachelijke situatie op de Afrikaanse kust was een leerschool die niet alleen Van Galen, maar ook Tromp en De Ruyter heeft gevormd. ( Dedalo G. Carasso)