In de tijd dat de Oostindische Compagnie Ceylon verwierf, ging een eiland van nagenoeg gelijke grootte in de Chinese Zee voor haar verloren. Coxinga, een prins uit de keizerlijke dynastie, die door de Mantsjoe-Tartaren was onttroond, landde op Formosa en trachtte zich daar te handhaven. De Nederlanders verschansten zich in het fort Zeelandia, dat door Coyet hardnekkig verdedigd werd. De predikant Antonius Hambroek raakte echter met zijn echtgenote en twee kinderen in de macht van Coxinga. Deze stuurde de predikant naar het fort om de bezetting tot overgave te brengen. Hambroek moest op zijn erewoord beloven dat hij zou terugkeren en hij wist dan ook dat van het welslagen van zijn zending het behoud van zijn leven en dat van zijn gezinsleden afhing. Toch vuurde hij in de tegenwoordigheid van zijn Chinese begeleider de bezetting aan om moedig vol te houden tot aan de verwachte komst van de Nederlandse oorlogsschepen. Noch de tranen van twee dochters die in het kasteel een wijkplaats hadden gevonden, noch de aandrang van Coyet en zijn vrienden konden Hambroek daarvan weerhouden. De Nederlandse Regulus keerde naar het Chinese kamp terug en werd kort daarop met zijn gezin wegens samenzwering ter dood gebracht.
Coxinga is een verbastering van Cheng Ch'eng-kung. Hij was de zoon van Cheng Chi-lung (alias Nicolaas Iquan), die bij de VOC in dienst was geweest en op Taiwan een machtspositie had opgebouwd. Na de val van de Mingdynastie in 1644 en de machtsovername door de Mantsjoes (De Vos spreekt over Mantsjoe-Tartaren) stelde Cheng Ch'eng-kung zich aan het hoofd van een Ming-getrouwe vloot. Hij dolf op het vasteland het onderspit, maar wist op Taiwan de Hollanders te verdrijven. Het fort Zeelandia gaf zich op 1 februari 1662 over. Regulus was een door de Carthagers gevangen genomen Romeins consul die vredesvoorstellen naar Rome overbracht, deze persoonlijk afried en vervolgens naar Carthago terugkeerde. ( Dedalo G. Carasso)