Lodewijk XIV had de verdreven Engelse koning Jacobus te Saint-Germain gastvrij ontvangen en de oorlog aan Groot-Brittannië en de Republiek verklaard. De met veel krachtsinspanning opgebouwde Franse zeemacht won daarbij onder de bekwame Tourville in 1690 de slag bij Bevesier. De Engelse vloot onder lord Torrington had bij die gelegenheid werkeloos toegezien. Eénderde der Nederlandse schepen ging verloren. Het behoud van onze beste schepen was alleen maar aan de schranderheid van admiraal Cornelis Evertsen [de Jongste] te danken geweest. (...) Alle partijen brachten hulde aan de Nederlanders, maar over Torrington schreef de koning aan Evertsen: Met het uiterste misnoegen hebben wij vernomen dat gij door onze vloot niet naar behoren zijt bijgestaan. Willem III liet de schuldige voor de krijgsraad terechtstaan. De rechters waren zeeofficieren die voor het merendeel Torrington welgezind waren. De schout-bij-nacht Gillis Schey verklaarde tijdens de zitting ronduit, dat de nederlaag aan de opperbevelhebber te wijten was. Hij verweet de rechters hun partijdigheid en zei: Al dit ondervragen heeft geen zin. Torrington had, moeten vechten toen het tijd was en dat heeft hij niet gedaan. Lord Torrington werd vrijgesproken, maar kwam niet in dienst terug. De koning wilde hem zelfs niet meer zien.
Het treffen is ook bekend als de slag bij Beachy Head. ( Dedalo G. Carasso)