Met het klimmen van het gevaar groeide ook bij de burgerij de overtuiging dat alleen 's prinsen verheffing tot stadhouder het land redden kon. Het eerst werd op 21 juni in Veere de Oranjevlag uit de toren gestoken en Willem III tot stadhouder uitgeroepen. Dordrecht volgde. Daar dwong de burgerij de stedelijke bestuurders om de prins uit te nodigen en tot stadhouder te verheffen. De prins arriveerde onder het gejubel der bevolking. Hij nam de militaire situatie in ogenschouw en werd feestelijk onthaald. Ten slotte deed men de prins, zonder dat er verder iets gebeurd was, plechtig uitgeleide. Het volk hield ongeduldig en argwanend het rijtuig staande en vroeg aan de prins of hij nu stadhouder was. De prins ontweek een rechtstreeks antwoord en zei dat hij over het genoten onthaal zeer tevreden was. Wij niet, klonk het van alle kanten, wij willen Uwe Hoogheid als stadhouder. De Dordtse magistraat kon de krachtige volkswil niet langer weerstreven en gaf toe. Pas in de nacht van 3 juli leidde het krachtige optreden der Amsterdamse afgevaardigden Van Beuningen en Valckenier er toe dat Willem III in de vergadering van de Staten van Holland tot stadhouder en kapitein- en admiraal-generaal van Holland werd benoemd. (...) ( Dedalo G. Carasso)