Terwijl machtige steden zich sidderend aan de Fransen onderwierpen, bood het kleine en bijna onverdedigbare Aardenburg dapper tegenstand. Dit hield verband met de geestkracht van één man en de goede gezindheid der burgerij. Op 26 juni viel De Nancré met zesduizend Fransen het stadje aan, dat onder vaandrig Elias Beeckman slechts een bezetting van dertig man telde. Deze held verzamelde 230 weerbare burgers en liet negen kleine, half onbruikbare stukken geschut op de vijand richten. Zo werd anderhalf uur lang de Franse bestorming afgeslagen. Tweemaal kreeg de bezetting een kleine toevoer aan volk en buskruit, maar zij had ook tweemaal furieuze aanvallen te verduren. Omdat de beschikbare kogels te groot waren voor de musketten der burgers, hakte Margaretha Sandra, echtgenote van de schepen Rooman, met enkele vrouwen en knapen het lood klein. Dit werd door de jongens met hoeden vol naar de wallen gedragen. Voor het buskruit en verse lonten werd een groot vuur op de straat bij Rooman aangelegd. De verdediging was zo verwoed dat een deel der aanvallers, toen zij binnen een ravelijn gekomen waren en van alle zijden bestookt werden, om genade riep en zich ten getale van zeshonderd man gevangen gaf.
Met ravelijn wordt in dit verband waarschijnlijk een kleine versterking op het voorterrein der vestingwallen bedoeld. ( Dedalo G. Carasso)