Na de inneming van Zutphen en Amersfoort was de hele Veluwe in de macht van don Frederik van Toledo, Alva's zoon. De weg naar Holland lag open. Slechts Naarden verzette zich nog. Toen men daar vernam dat don Frederik naderde, ontzonk de burgers de moed. Zij stuurden enkele stadgenoten naar hem toe. Don Frederik vroeg hen of de bezetting vertrokken was. Zij bevestigden dat. Toen de Spaanse aanvoerder Naarden naderde en merkte dat daar nog een deel van de bezetting gebleven was, voelde hij zich bedrogen. Na langdurige smeekbeden van het Naardense stadsbestuur beloofde de onderbevelhebber Romero echter dat niemand leed zou geschieden. Men laat hem in de stad met vierhonderd man, die allen door de burgers onthaald worden. Romero geniet de maaltijd bij de schepen Gerrit Pieters Aartsz. en laat onder tromgeroffel verkondigen dat de burgers ongewapend naar de gasthuiskerk moeten gaan om hun eed van trouw aan de koning te hernieuwen. De meeste stedelingen voldoen hieraan. Kort daarna verschijnt er echter een priester die hen vermaant zich op de dood voor te bereiden. Dadelijk daarna dringen Romero's krijgslieden naar binnen. Zij jagen iedereen over de kling en steken de kerk in brand. Daarna plunderen zij de stad en worden muren, poorten en torens geslecht. Slechts zestig burgers ontkwamen aan de dood. De schrik die deze moord veroorzaakte, deed de overige Hollandse steden besluiten zich liever tot het uiterste te verdedigen dan zich over te geven. ( Dedalo G. Carasso)