De patriotse zaak stond er tijdens de afwezigheid van de prins vaak zó slecht voor dat waarschijnlijk één regiment met de prins aan 't hoofd een tegenomwenteling had kunnen bewerken. In deze overtuiging reisde 's prinsen gemalin, Wilhelmina van Pruisen, naar Den Haag om het verloren gezag voor haar echtgenoot te herwinnen. Men kreeg echter hoogte van haar komst en daarom beval De Lange van Wijngaarden, die het bevel voerde over de Goudse verdediging bij Goejanverwellesluis, de aanhouding van alle verdachte rijtuigen. Op 28 juni werd de prinses, die vergezeld werd door de freule van Wassenaer-Starrenberg en een gevolg van drie heren, door de artilleristen bij genoemde sluis omsingeld en in een boerenhuis gebracht, waarvan de uitgangen met schildwachten waren bezet. Een officier hield met ontblote degen in haar nabijheid de wacht. De Commissie van Defensie kwam naar het doel van haar reis informeren. De prinses gaf in algemene bewoordingen te kennen dat zij, omdat de prins niet in Holland komen mocht, naar den Haag wilde om iets bij te kunnen dragen aan de redding van het vaderland en de bevestiging der constitutie. De commissarissen verklaarden dat zij zonder toestemming der Staten haar reis niet kon vervolgen. De prinses stuurde een schriftelijke klacht naar de raadpensionaris en wachtte te Schoonhoven op antwoord. De aanhouding en het onvoldoende antwoord op haar beklag waren aanleiding tot de Pruisische interventie. ( Dedalo G. Carasso)