Een jaarlijks terugkerend hoogtepunt van het schuttersleven was het ‘papegaaischieten’. Bij deze wedstrijd in schietvaardigheid was het de bedoeling om een houten papegaai van een paal af te schieten. Op dit schilderij zijn twee winnaars, zogenoemde schutterskoningen, afgebeeld met bijbehorende keten en koningsscepter.
De twee koningen staan te midden van een rot van de Kloveniersdoelen waar ze deel van uitmaken. Een rot kloveniers was een groep schutters van dertien mannen. Op dit schilderij staan er veertien, dus één te veel. Waarschijnlijk had één van de twee schutterskoningen het rot al verlaten, maar poseerde hij voor de gelegenheid nog even met zijn oude medeschutters.
Het is niet bekend welke kunstenaar dit groepsportret heeft geschilderd. Ook de identiteit van de afgebeelde schutters is onbekend. Er is niet, zoals bij andere schuttersstukken, een namenlijst overgeleverd, waarmee de mannen geïdentificeerd kunnen worden. Wel kan met tamelijk grote zekerheid gezegd worden dat de man naar wie gewezen wordt, de kapitein van het rot is. Hij was de belangrijkste geportretteerde en het is aannemelijk dat andere schutters de aandacht op de hoogste in hiërarchie vestigen. ( Tom van der Molen)
Catalogustekst
Een ander hoogtepunt van de schuttersfeesten was het jaarlijkse papegaaischieten, georganiseerd door een van de drie schutterijen. De schutter die de houten vogel afschoot, werd de schutterskoning. Op een groepsportret van 1534 van een onbekende schilder, zijn in het midden op de voorgrond twee schutterskoningen afgebeeld, herkenbaar aan de keten en de scepter, de waardigheidstekens van de schutterskoningen. De tweede schutterskoning op dit groepsportret is waarschijnlijk een schutter van hetzelfde rot, die in een vorig jaar koning was en in 1534 blijkbaar geen deel meer uitmaakte van dit rot. Het feit dat dit rot twee koningen had voortgebracht is mogelijk de aanleiding geweest om zich, in vol ornaat en met beide koningen te laten portretteren. Dit verklaart ook waarom hier achttien schutters in plaats van het voor een rot gebruikelijke aantal van zeventien zijn afgebeeld.
Tussen de twee koningen staat een schutter die zijn geweer laadt. Zo wordt aangegeven dat het hier om een rot kloveniers gaat. Het landschap in de achtergrond is een fantasielandschap met kastelen. Net als in het groepsportret van Cornelis Anthonisz. wordt er naar een van de schutters gewezen, die daar mee als kapitein wordt aangeduid. In de latere schuttersstukken zullen de kapiteins zich door de kleding of zittende houding onderscheiden.
De maker van dit groepsportret is een onbekende schilder uit de omgeving van Cornelis Anthonisz. Het paneel is zwaar overgeschilderd wat de toeschrijving bemoeilijkt. De schutterskoning links is geheel van de hand van een restaurator. In de literatuur worden schilders genoemd als Cornelis Anthonisz., Dirck Barendsz. en ook Allaert Claesz., van wie Van Mander zegt dat er 'Verscheyden Conterfeytsels op de doelen' waren, maar van wie geen enkel schilderij bekend is.
Met dit schuttersstuk van 1534 wordt een periode afgesloten waaruit jaarlijks of om de paar jaren Amsterdamse schuttersstukken bewaard of uit oude vermeldingen bekend zijn. Het vroegste bewaarde schuttersstuk van ná 1534 stamt pas weer uit 1554, het vroegst vermelde uit 1551. ( Judith van Gent)
Catalogus AHM 1975/'79
Zonder twijfel het schilderij waarover Schaep in 1653 noteerde: "Een oud stuk met gele rocken van a° 1534". Door Scheltema, wellicht terecht, geïdentificeerd met Van Dyk, nr. 6: "een stuk van Dirk Barentse, met negentien schutters, alle in het zwart gekleet, met Barette of ouderwetzen Mutsen, ik vinde buiten de naam van de Meesters, niet merkwaardigs om aan te teekenen". Op grond daarvan noemde Scheltema ons stuk een werk van D. Barends (Scheltema 1879; met ook een verwijzing naar WAGENAAR II, blz. 26, waar echter geen schilderij vermeld wordt dat met het onze te identificeren is). Nadien zag Six (wiens toeschrijving werd overgenomen in cat. tent. 1916 en in de catalogi van het Rijksmuseum) er een werk in van Allaert Claesz: "Van wien van Mander, Fol 162 B, 'Verscheyden Conterfeytsels op de doelen' vermeldt en die .. de leermeester van Lange Pier was. Ook zijn portret bij de Jongh V schijnt hiermede te stroken" (Six 1895). Six doelde kennelijk op het portretprentje dat Allaert Claesz heet voor te stellen, afgebeeld in: K. van Mander, Het Leven der Doorluchtige Nederlandsche en eenige Hoogduitsche schilders .. in de hedendaagsch Nederduitsche Spraake .. overgebracht, met .. aanmerkingen .. door wijlen J. de Jongh, I, Amsterdam 1764, afb. t.o. blz. 236. Ik zie echter in het geheel geen verband tussen dit prentje en ons schilderij. Ander vergelijkmateriaal voor de toeschrijving ontbreekt, daar er geen enkel werk van Claesz meer bekend is. (J. de Jongh, loc. cit., noot, schreef enkele "AC" gemonogrammeerde prenten aan Claesz toe; vergelijk hierover echter Friedländer). Friedländer vond de toeschrijving aan Claesz dus terecht ongegrond. Riegl achtte het stuk mogelijk door Dirck Jacobsz geschilderd. De Vries en Beets meenden er de hand van Cornelis Anthonisz in te herkennen. Hoogewerff dacht dat het schilderij van dezelfde hand is als ons cat.nr. 197 en bracht de stukken op naam van een "Meester Herman".
Deze toeschrijvingen zijn m.i. volstrekt willekeurig. Wel bestaat er een in stijl zeer nauw verwant portret voorstellend Nicolaus Cannius (1504 1555), dat eveneens 1534 gedateerd is en wel op precies dezelfde manier als ons schilderij: het jaartal staat op een bordje dat aan een boom hangt, die op een rots in de achtergrond staat (portret in het Begijnhof te Amsterdam; HOOGEWERFF III, blz. 522, met afb., eveneens als "Meester Herman"; als een werk van Dirck Jacobsz afgebeeld in: Oud Holland 51, 1934, blz. 43, afb. 6). Sterck vermeldt dat de Schutters een "bruine pallure" dragen, net als die op cat.nr. 9 (zie aldaar). Riegl veronderstelde dat de twee eender geklede mannen midden op de voorgrond, die scepters in de hand houden en halskettingen met een papegaai eraan dragen, niet de officieren van het Rot zijn maar "schutterskoningen": de winnaars van de wedstrijd in het papegaaischieten. Dezelfde auteur wees erop dat met dit stuk van 1534 een periode wordt afgesloten waaruit jaarlijks of om de paar jaren Amsterdamse schuttersstukken bewaard of uit oude vermeldingen bekend zijn. Het vroegste bewaarde schuttersstuk van ná 1534 stamt pas weer uit 1554, het vroegst vermelde uit 1551. Hoogewerff vindt het vreemd dat in plaats van zeventien, het gebruikelijke aantal schutters van één rot, achttien mannen zijn voorgesteld: "De achttiende is denkelijk de oude schutterskoning, hoog in aanzien, maar uitgetreden toen het rot opnieuw geformeerd werd". Dezelfde auteur zag in de man direct rechts boven de rechter schutterskoning een mogelijk zelfportret. ( Albert Blankert)
Tentoonstellingstekst
In de 16de eeuw ontstonden, naast de reeds bestaande hand- en voetboogschuttersgilden, ook gilden van schutters met het geweer. Ze hadden hun bijeenkomsten in de Kloveniersdoelen. De achttien schutters van dit gilde staan hier afgebeeld tegen een zeer on-Hollands landschap met grote rotspartijen en burchten. Aan een boom is een bordje bevestigd met de datum van het schilderij: 1534. De beide schutters vooraan in het midden dragen de staf en ketting die wijzen op hun status van koning van het gilde. Deze status hadden ze verworven door winnaar te worden van de jaarlijkse schietwedstrijden: het zogenaamde papegaaischieten.
Tentoonstellingstekst
Een onderafdeling of ‘rot’ van het schuttersgilde der Kloveniers is afgebeeld in een on-Hollands landschap. De naam van dit schuttersgilde komt van het type geweer dat bij hen in gebruik was, de klover. Tesamen met twee andere schutterijen waren ze verantwoordelijk voor het handhaven van de openbare orde in de stad. Enkele manschappen houden geweren vast, als verwijzing naar het kloveniersgilde. Middenvoor staan twee schutterskoningen, opvallend getooid met staf en keten. Zij waren winnaars van het jaarlijkse papegaaischieten. Bij deze door de schutterijen georganiseerde wedstrijd moest een houten papegaai van een paal worden geschoten. Kennelijk had dit rot kloveniers in twee opeenvolgende jaren een winnaar voortgebracht.