signatuur/datering rechtsboven: L.B. Coclers 1776
opschrift achterzijde: Catharina Six, get. Jan Bernd Bicker, gest. 12 febr. 1792
legaat 1878-04-21
inv.nr. SA 7302 in depot
In het portret van Catharina ontbreekt iedere verwijzing naar een actief leven. Zedig, de handen in de schoot, poseert ze voor de kunstenaar, die zich grote moeite heeft getroost de details van haar kleding te benadrukken. Het doosje met sieraden en het vaasje bloemen werken als willekeurige rekwisieten; misschien dat de bloemen verwijzen naar Catharina's vruchtbaar gebleken huwelijk en daarmee naar haar hoofdtaak.
Herkomst
Legaat Jkvr. J.C. Bicker, douairière J.J. van Winter, aan de Stad Amsterdam, 1878; in bewaring bij Jhr. D. Bicker, 1878-'81; bruikleen aan Rijksmuseum, Amsterdam, 1881-1977
De carrières van Jan Bernd Bicker (1746-1812) en de iets oudere Jean-Baptiste-Bernard Coclers zijn beide bepaald en gekleurd door de turbulente jaren na 1780. Coclers stamde uit een grote Maastrichts-Luikse familie van schilders, van wie zijn vader Jean-Baptiste Coclers (1696-1772) de bekendste is. Coclers jr., om verwarring te voorkomen meestal aangeduid als Louis-Bernard, verbleef na zijn opleiding in het atelier van zijn vader onder meer in Rome (1759-'62), Luik, Maastricht, Nijmegen en Dordrecht, om zich in 1771 in Leiden te vestigen. Hij schilderde naast portretten vooral figuurstukken.
De portretten van Jan Bernd Bicker en Catharina Six (1752-1793), door Coclers zeven jaar na hun huwelijk geschilderd, ademen nog geheel de geest van het ancien régime. Visueel verbonden door het gordijn, toont het echtpaar de traditionele rolverdeling tussen man en vrouw binnen de leidende sociale klasse. Bicker drukt juist zijn zegelstempel in de verse lak op een te versturen brief; de staaf stempellak en een briefopener liggen ter zijde. De kaars - gevaarlijk dicht bij het gordijn - is in deze voorstelling wellicht louter functioneel bedoeld, namelijk om de lak mee te smelten. De voor een portret originele verwijzing naar de dagelijkse, administratieve activiteiten van de voorgestelde persoon, kan niet verhinderen dat de handeling tamelijk geforceerd overkomt.
In het portret van Catharina ontbreekt iedere verwijzing naar een actief leven. Zedig, de handen in de schoot, poseert ze voor de kunstenaar, die zich grote moeite heeft getroost de details van haar kleding te benadrukken. Het doosje met sieraden en het vaasje bloemen werken als willekeurige rekwisieten; misschien dat de bloemen verwijzen naar Catharina's vruchtbaar gebleken huwelijk en daarmee naar haar hoofdtaak. Het echtpaar had ten tijde van deze portretten al vier dochtertjes. De stamhouder, Henric Bicker (1777-1834), werd een jaar later geboren en er zouden nog vijf kinderen volgen.
Behalve als schilder was Coclers actief als restaurator en prentmaker. Ook bezat hij een aanzienlijke collectie Hollandse meesters. In 1787 verhuisde hij naar Parijs, waar hij zijn verzameling verkocht. Bij het uitbreken van de Franse Revolutie ontvluchtte Coclers Parijs en vestigde zich in Amsterdam. Toen in 1815 de eenheid tussen Nederland en België een feit was, keerde hij voorgoed terug naar Luik.
Jan Bernd Bicker overleed in 1812, nadat hij drie jaar tevoren zijn collectie schilderijen had geveild. De familieportretten werden echter vererfd via zijn zoon en zouden in 1878 aan de stad Amsterdam worden gelegateerd. Daaronder bevond zich, behalve de twee portretten door Coclers, ook Jan Bernd Bickers portret door Hodges, dat de staatsman toont omstreeks 1805, oud en wijs van jaren. ( Norbert Middelkoop)
Catalogus AHM 1975/'79
Opschrift op achterzijde. "Catharina Six, get. Jan Bernd Bicker, gest. 12 febr. 1792" (opgave cat. Rijksmuseum 1881, ook thans nog aanwezig). Tegenhanger van het voorgaande nr. Heette tot dusver een portret van Catharina Six, wat echter uiterst onwaarschijnlijk is. Mogelijk is de voorgestelde Catharina Boreel (zie onder het voorgaande nr.). ( Albert Blankert)