Tentoonstellingstekst
Dit groepsportret laat acht schutters zien, broederlijk verenigd aan de maaltijd. Zij behoorden tot de Kloveniersdoelen, de jongste van de drie schuttersgilden in Amsterdam.
Tentoonstellingstekst
Het schilderij was één van de vele schuttersstukken in de Kloveniersdoelen. Links houdt een schutter een blad muziek in de hand met de woorden die Man, dat Wijf. Misschien was het een liedje dat tijdens dergelijke maaltijden gezongen werd. Ook in de Handboogdoelen was namelijk een schilderij waarop deze tekst met muzieknoten stond afgebeeld.
Het is niet zeker of Barend Dircksz de maker van dit schilderij is. In het verleden is het ook toegeschreven aan Dirck Jacobsz (1496-1567) of een 'Meester Herman'.
Catalogus AHM 1975/'79
Six identificeerde dit paneel met een schilderij dat in het handschrift van Schaep uit 1653 beschreven wordt als in de Kloveniersdoelen: "op het Rond. (..... ) 35. Ibidem noch een stuck van 8 personen" (SCHELTEMA VII, 1885, blz. 139), en schreef het toe aan Dirck Jacobsz (Six 1903). In hetzelfde jaar merkte Van Riemsdijk op dat twee der figuren op de achterste rij (de buitenste) en misschien ook het landschap van een andere hand zijn dan de rest van het schilderij (cat. Rijksmuseum 1903). In later jaren veranderde Six van mening en neigde er toe het paneel als een werk van Barend Dircksz te beschouwen (Six 1925; de catalogus van het Rijksmuseum van 1934 vermeldt dat de toeschrijving aan Dircksz afkomstig is van J.Q. van Regteren Altena; het paneel wordt echter niet genoemd in diens artikel "Doove Barend, die schilder, en de wederdoopers" in Jaarb. Amstelod. XXII, 1925, blz. 111 e.v.). Deze nieuwe attributie is gebaseerd op stilistische overeenkomsten met een door Jan l'Admiral gegraveerd portretje van B. Dircksz in De Jonghs uitgave van Karel van Mander ("Het leven der schilders .. door Karel van Mander .. overgebragt .. door Jacobus de Jongh" I, Amsterdam 1764, plaat V, nr. 2). Het voorbeeld voor dit achttiende eeuwse portretje is echter onbekend en wij zien geen significante overeenkomsten tussen prentje en schilderij. Wel werd de toeschrijving aan Dircksz als hypothese overgenomen door De Vries (1934) en Hoogewerff. Deze laatste auteur hield bovendien de mogelijkheid open dat het paneel geschilderd is door de zgn. "Meester Herman", onder welke naam Hoogewerff een (m.i. zeer heterogene) groep (groeps ) portretten samenbracht (zie ook onze cat.nrs. 197, 609). Het ongebruikelijk kleine aantal schutters deed Riegl suggereren dat we hier slechts met een vleugel van een veel groter schuttersstuk te maken hebben. M.i. echter sluit het liggende formaat deze mogelijkheid uit. Het schilderij zal tussen 1550 en 1560 ontstaan zijn (De Vries 1934). ( Rob Ruurs)
Tegen een landschapsachtergrond zijn acht schutters geportretteerd.
Het zijn kloveniers, te herkennen aan de vuurwapens (klovers) die twee van de schutters vasthouden. De berkenmeierglazen verwijzen naar de traditionele schuttersmaaltijd.
Het blad met muziek dat de schutter geheel links in zijn hand houdt, wijst daar ook op. Op het blad zijn de woorden ‘die Man, dat Wijf’ te lezen. Wellicht was dat de titel van een lied dat tijdens schuttersfeesten gezongen werd. ( Norbert Middelkoop)
Tegen een landschapsachtergrond zijn acht schutters geportretteerd.
Het zijn kloveniers, te herkennen aan de vuurwapens (klovers) die twee van de schutters vasthouden. De berkenmeierglazen verwijzen naar de traditionele schuttersmaaltijd.
Het blad met muziek dat de schutter geheel links in zijn hand houdt, wijst daar ook op. Op het blad zijn de woorden ‘die Man, dat Wijf’ te lezen. Wellicht was dat de titel van een lied dat tijdens schuttersfeesten gezongen werd. ( Norbert Middelkoop)