Catalogustekst
Aert Pietersz schilderde zijn Schutters van de compagnie van kapitein Jan
Cornelisz Witsen en luitenant Jan Philipsz de Bisschop slechts enkele jaren na het vorige, eveneens voor de Kloveniersdoelen. Het is de vroegst bekende opdracht voor een groepsportret aan deze zoon van Pieters Aertsen. In vergelijking tot de door Pieters Isaacsz gekozen oplossing komt de compositie in twee rijen enigszins gedateerd over. Ook Pieter Pietersz toont zich in zijn groepsportret uit hetzelfde jaar [SB 6418] vooruitstrevender dan zijn jongere broer Aert. Maar hoe de moderne toeschouwer ook over dit degelijke groepsportret mag denken, het weerhield tijdgenoten er niet van om de kunstenaar daarna opdrachten te geven voor de allereerste anatomische les en een schuttersmaaltijd [SA 3018]. ( Norbert Middelkoop)
Tentoonstellingstekst
Kapitein Jan de Bisschop en zijn niet met name bekende luitenant zijn voorzien van korte pieken met kwasten. Tussen hen in staat Pieter Vinck, de vaandrig. Twee mannen rechtsboven bestuderen een wereldkaart, waarbij een van hen op het eiland Nova Zembla wijst. Mogelijk hadden enkele van deze schutters belangen gehad in de beroemde expeditie van 1596-'97.
Jan Philipszn De Bisschop (+1623) was jarenlang raad in de Vroedschap van Amsterdam en diende sinds 1585 als kapitein. Voor Pieter Egbertszn Vinck (1568 - 1637) betekende zijn functie als vaandrig de eerste stap in zijn politieke carrière. Vanaf 1616 was hij kapitein bij de schutterij en in 1618 zou hij als calvinist door prins Maurits van Nassau tot raad in de Vroedschap worden benoemd.
De compositie van dit schuttersstuk is typerend voor de ontwikkeling van het genre aan het einde van de 16de eeuw. De schutters zijn weliswaar afgebeeld in twee rijen boven elkaar, maar de schilder heeft getracht de voorstelling te verlevendigen door middel van variatie in de houdingen en gebaren van de geportretteerden. ( Norbert Middelkoop)
Catalogus AHM 1975/'79
Six slaagde er middels eliminatie in dit schilderij in verband te brengen met een vermelding in het handschrift Schaep uit 1653, in de Kloveniersdoelen: "op de Prince kamer aan 't voorhuys na de straetsijde voor te schoorstij (..). 17. lbidem een stuck daer Jan de Bisschop Capn is ende Pieter Egbertsz. Vinck Vaendrigh" (SCHELTEMA VII, 1885, blz. 137; Six 1903).
Scheltema (1879) meende dat dit het stuk was dat door Van Dyk beschreven werd als aanwezig in het stadhuis onder nr. 13 (Van Dyk 1758, blz. 21). Scheltema´s identificatie was waarschijnlijk onjuist, want Van Dyk vermeldde tevens dat achter op het paneel nr. 13 (schuttersstuk met 19 personen) geschreven stond: “De Persoon met de Bonte Mantel aan, is Cornelis Lambertzen Opzie, Over Over Grootvader van den Heer Burgermeester Conrelis Witzen, gestorven in ´t jaar 1591”.
Deze Cornelis Lambertsz. Opzy was de over-overgrootvader van burgemeester Nicolaas Witsen (1670 1717) en stierf reeds in 1579 (ELIAS I, blz. 68, 271, 437, 545). Het is dus niet heel waarschijnlijk dat hij voorkomt in een schilderij van 1599. Bovendien noemt Wagenaar Van Dyks schilderij met Opzie als behorende tot "vier oude en kleine (..) Schuttersstukken" (WAGENAAR II, blz. 26), terwijl men het hier besproken paneel toch moeilijk klein kan noemen.
Six vestigde de aandacht op de twee figuren in de bovenste rij, die zich over een wereldkaart buigen (derde en vierde van rechts); de jonge man, die de vinger op Nova Zembla legt, was blijkbaar één dergenen, die twee jaar tevoren van de overwintering aldaar terugkeerden. Volgens mededeling van P.A. Tiek aan Six zou het Gerrit de Veer moeten zijn en zou de oudere man met de passer de kaart uitgever Cornelis Claesz. zijn (Six 1887). De derde man van links in de onderste rij, die in zijn ene hand een papier houdt en met de andere een spreekgebaar maakt, is waarschijnlijk de dichter van het vendel (Hoogewerff). Misschien is vaandrig Pieter Egbertsz. Vinck de zoon van een zekere kapitein Egbert Vinck, genoemd in het handschrift van Schaep uit 1653, in een schuttersstuk AO. 1586 (SCHELTEMA VII, blz. 130, nr. 18).
Vergeleken bij de iets vroegere composities van Cornelis Ketel en Pieter Isaacz doet Aert Pietersz´opstelling in twee rijen, gescheiden door een balie, ouderwets aan (Riegl). ( Rob Ruurs)