signatuur linksonder: C. Troost 1731
opschrift: XI
schenking 1864-06-30
inv.nr. SA 7415 in depot
Hierop zijn de drie chirurgijns afgebeeld die van september 1730 tot september 1731 gezamenlijk zitting hadden als overman van het gilde. Familiewapens aan de wand zorgen voor een probleemloze identificatie. Hun drie collega-bestuurders van dat gildejaar waren reeds op andere groepsportretten afgebeeld, wat de geringe bezettingsgraad op dit schilderij verklaart. Troost heeft in deze voorstelling de nadruk gelegd op de bestuurlijke kwaliteiten van de overlieden: de mannen zijn vereeuwigd alsof ze de vergadering even hebben onderbroken ten behoeve van hun portret. Elias Huijzer houdt een ganzenveer in de hand, terwijl Isaack Hartman een getuigschrift toont. Evenals Adriaan Verduijn lijken ze zich voor een moment tot de toeschouwer te wenden.
Herkomst
Chirurgijnsgilde, Theatrum anatomicum in het Waaggebouw, Nieuwmarkt, 1619-1639; Theatrum Anatomicum boven de Kleine Vleeshal in de Nes, 1639-1690; Waaggebouw, Nieuwmarkt, vanaf 1690; overgedragen aan de Commissie van Geneeskundig Toevoorzicht, 1798; tot 1862 in 'de kamer van Hovius' in het Waaggebouw; in 1862, samen met de andere schilderijen in 'de kamer van Hovius' verkocht aan Schouten, na toestemming van het gemeentebestuur; geëxposeerd in de Academie voor Beeldende Kunsten; Oudemanhuispoort, 1864; in juni van hetzelfde jaar, samen met 14 andere van het chirurgijnsgilde afkomstige schilderijen, voor f 6000,- van Schouten gekocht door een Commissie van Kunstiefhebbers, kunstenaars en geneeskundigen en door deze commissie aan de stad geschonken; Athenaeum Illustre op het Singel en Paleis voor Volksvlijt, 1864; Athenaeum Illustre 1864-1878; Amsterdamsch Museum, Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, 1876-1878; Academie voor Beeldende Kunsten, Oudemanhuispoort ca. 1877-1885; bruikleen aan Rijksmuseum, 1885-1977
Deze drie chirurgijns waren overlieden van het gilde in 1730–’31. De overlieden hadden als taak de meesterproef af te nemen en een chirurgijnsdiploma toe te kennen als deze proef naar behoren was afgelegd. Isaac Hartman is hier afgebeeld met zo’n diploma in de hand. Veelal deed men wel vier tot vijf keer de meesterproef voordat het diploma werd behaald.
Dat was anders tijdens het bewind van deze overlieden. Zij verkochten namelijk diploma’s tegen steekpenningen. Tot overmaat van ramp hadden zij dit groepsportret niet zelf betaald maar uit de gildekas bekostigd. Niet lang na de oplevering van het schilderij kwam alles aan het licht en moesten de drie, samen met hun medebestuurders, aftreden. ( Olga Ruitenbeek)
Catalogus Kopstukken 2002-'03
Niet lang nadat Cornelis Troost in 1728 voor het chirurgijnsgilde een monumentale Anatomische les had vervaardigd kreeg hij de opdracht voor het schilderen van dit relatief bescheiden groepsportret. Hierop zijn de drie chirurgijns afgebeeld die van september 1730 tot september 1731 gezamenlijk zitting hadden als overman van het gilde. Familiewapens aan de wand zorgen voor een probleemloze identificatie. Hun drie collega-bestuurders van dat gildejaar waren reeds op andere groepsportretten afgebeeld, wat de geringe bezettingsgraad op dit schilderij verklaart. Troost heeft in deze voorstelling de nadruk gelegd op de bestuurlijke kwaliteiten van de overlieden: de mannen zijn vereeuwigd alsof ze de vergadering even hebben onderbroken ten behoeve van hun portret. Elias Huijzer houdt een ganzenveer in de hand, terwijl Isaack Hartman een getuigschrift toont. Evenals Adriaan Verduijn lijken ze zich voor een moment tot de toeschouwer te wenden. Deze subtiele dynamiek maakt het schilderij, samen met het heldere palet en de rake toets van de schilder, tot een van de meest geslaagde groepsportretten van de achttiende eeuw.
De geportretteerde overlieden konden niet bevroeden dat hun portret tegenwoordig vooral wordt geassocieerd met een corruptie-affaire, die een jaar na de oplevering van het doek zou leiden tot een reorganisatie van het chirurgijnsgilde. De diploma’s zoals afgebeeld op het schilderij speelden hierbij een cruciale rol. Kort na zijn aantreden als overman in september 1731 werd chirurgijn Abraham Titsingh geconfronteerd met frauduleuze praktijken van zijn reeds zittende collega’s, zowel inzake het verstrekken van chirurgijnsdiploma’s tegen betaling als het achterhouden van gelden bestemd voor de chirurgijnsweduwen. In plaats van de voor hem bedoelde steekpenningen te accepteren, besloot Titsingh de zaak uit te zoeken, hierbij gesteund door de stadsregering. Uiteindelijk werden op 24 januari 1732, als gevolg van het onderzoek, alle zittende overlieden van het gildebestuur afgezet, onder wie Verduijn en Huijzer. Evenals Isaack Hartman en andere oud-overlieden werden zij ‘innominabel’ verklaard. Hun groepsportret hadden zij kennelijk ook uit de gildekas bekostigd. Alleen Titsingh bleef aan en zou een nieuw bestuurscollege vormen. De drie door Troost zo zelfbewust afgebeelde chirurgijns behielden overigens bloeiende praktijken: Hartman wordt in 1742 genoemd als chirurgijn van het stadsgarnizoen, terwijl Verduijn en Huijzer vermeld staan als de eigenaren van paardenkoetsjes. ( Norbert Middelkoop)
Deze drie chirurgijns waren overlieden van het gilde in 1730-’31. Met heldere kleuren en rake toetsen heeft Cornelis Troost ze vereeuwigd alsof ze de vergadering even hebben onderbroken om te poseren.
Dankzij de familiewapens aan de wand kunnen de mannen direct worden herkend. Isaack Hartman (1686-1744), Elias Huijzer (1688-1748) en Adriaan Verduijn (1672-1749) konden niet bevroeden dat hun portret tegenwoordig vooral wordt geassocieerd met frauduleuze praktijken. Niet lang na de oplevering van het schilderij moesten de drie aftreden, samen met hun mede-bestuurders. Zij bleken chirurgijnsdiploma’s zoals afgebeeld op het schilderij tegen steekpenningen te hebben verkocht, terwijl geld bestemd voor de chirurgijnsweduwen door hen was achtergehouden. Hun groepsportret hadden zij uit de gildekas bekostigd. ( Norbert Middelkoop)
Catalogus AHM 1975/'79
Afgebeeld zijn v.l.n.r. Isaac Hartman, Elias Huijzer en Adriaan Verduijn. Hun wapens met hun namen eronder zijn op de muur geschilderd. Een jaar na het ontstaan van dit schilderij werden twee van deze drie overlieden door de burgemeesters afgezet, wegens knoeierijen met het verstrekken van heelmeestersdiploma's (op dit schilderij houdt Hartman, die overigens volgens het manuscript van Monnikhoff in 1731 al geen overman meer was, een dergelijk document in zijn hand) en verduistering van gelden die aan het gilde toebehoorden (zie over dit schandaal ook onder cat.nr. 441).
De tekst op het document luidt als volgt: "Wij ondergeschreven Overluiden van 't Chirurgy... / Gilde alhier als geauthoriseert zynde door de Ed: Groot... / germeesteren en regeerders. mitsgaders de Achtb. He... / stad Amsterdam, tot het examineeren van de zeeva... / by deezen. dat voor ons zeepr... / Dat wy denselven bequaam hebben gevonden om voor Ch... / ip. letter ende onder het reglement te dienen A...". Het gaat hier dus kennelijk om een diploma voor scheepschirurgijn.
Toen in 1732 de nieuwe overlieden zich door Quinkhard lieten schilderen (zie onder cat.nr. 354), deden ze dit: "elk ten kosten van zijn eigen beurse, zonder het gild te belasten en om 't schilderije aan den gilde te schenken." Van Eeghen maakt hieruit op dat Hartman, Huijzer en Verduijn hun portret waarschijnlijk uit de gildekas bekostigd hebben.
Wagenaar neemt Troost (als laatste van de rij) op in zijn overzicht van "Amsterdams Vermaarde Persoonaadjen" en weet o.a. te melden dat hij "de Overluiden van het Chirurgijns-Gilde afgemaald" heeft (WAGENAAR III, p. 268).
Niemeijer beschrijft een voortekening in zwart krijt, wit gehoogd, op chamois papier (NIEMEIJER, cat.nr. 148 T, huidige verblijfplaats onbekend). ( Rob Ruurs)