Met hun levensechte weergaven van wild en gevogelte konden zowel Melchior d’Hondecoeter als Jan Weenix rekenen op vele opdrachten van vorstenhuizen en andere kapitaalkrachtige klanten. Ook na de dood van de beide schilders is hun werk zeer populair gebleven.
In de monumentale dierstillevens uit de verzameling van Adriaan van der Hoop speelt het pluimvee de hoofdrol tegen een parkachtig decor. Hondecoeter schilderde de confrontatie tussen een pauwenpaar, een kalkoen en een hen met kuikens. In Weenix’ voorstelling probeert een blaffende hond een papegaai te verjagen temidden van vruchten en dode vogels. De schilderijen zijn door Van der Hoop waarschijnlijk beschouwd als tegenhangers, vanwege de overeenkomstige onderwerpen en formaten. De Hondecoeter hing na de aankoop in 1834 bij de bankier thuis eerst in het trappenhuis en later ‘in de gang’. Misschien hield deze verplaatsing verband met de aanwinst van de Weenix. ( Norbert Middelkoop)