Het musicerende paar. Interieur met een vrouw spelend op een klavechord en een man spelend op een luit. Links door het openstaande raam een gezicht op de huizen van een stad. Naast het raam hangt een spiegel aan de muur waarin het gezicht van de man weerkaatst wordt
Herkomst
Veiling, Hendricus Johan Antonius Baur (1736-1820) (Harlingen), Amsterdam (J. de Vries e.a.), 11 sept. 1820, nr. 57, als Pieter de Hooch, aan kunsthandelaar Engelbert Michaël Engelberts; veiling Jean Jacques de Faesch (Bazel/Amsterdam), Amsterdam (J. de Vries e.a.), 3 april 1833, nr. 34, als Johannes Vermeer van Delft, aan kunsthandelaar Jeronimo de Vries voor Adriaan van der Hoop; legaat aan de Stad Amsterdam, 1854; Museum Van der Hoop, 1854-1885; bruikleen aan Rijksmuseum, 1885
Na in 1820 als een werk van Pieter de Hooch te zijn geveild werd dit Musicerend paar door Adriaan van der Hoop voor 105 gulden verworven als een Vermeer op de veiling van de collectie J.J. de Faesch in 1833. ‘Waarschynlyk echter wel door Koedijk’, noteerde de verzamelaar bij zijn aankoop. Ook vermeldt hij de valse De Hooch-signatuur op het raamkozijn. Tegenwoordig houdt men het op Cornelis de Man, evenals de andere drie een schilder van figuurstukken uit Delft. ( Norbert Middelkoop)