Troost heeft hier een scène afgebeeld uit een toneelstuk: ‘Beslikte Swaentje en drooge Fobert of de Boere rechtbank’, door Jacob Alewijn. Zowel Troost zelf als zijn vrouw Maria van Duijn (1695-?) speelden toneel bij de Amsterdamse Schouwburg. Het is dan ook niet zo verrassend dat Troost veelvuldig het toneel tot onderwerp van zijn kunst maakte. Deze scène uit ‘het beslikte Swaantje’ is het vroegst bekende werk van zijn hand met zo’n voorstelling. Het blijspel behandelt de geschiedenis van Swaantje, een mooi maar lichtzinnig boerenmeisje. Op het schilderij is zij te herkennen aan haar opvallende rode jurk, met een daarop geborduurde zwaan. Zij heeft zich laten verleiden door Jonker Jan, die naast haar staat. Hij is de zoon van de heer van Puyterveen, het fictieve boerendorp waar het stuk zich afspeelt. De wat dommige Fobert Melis, die links staat te huilen, krijgt de schuld van de verleiding en wordt door Swaantjes ouders gedwongen met haar te trouwen. Crelis Melis, de vader van Fobert, die naast hem staat, stemt daar niet mee in, waardoor een rechtszaak onvermijdelijk is. Het toneelstuk en het schilderij steken de draak met de twee advocaten en het niveau van de rechtspraak in Puyterveen. Het proces eindigt met de beslissing dat Fobert met Swaantje moet trouwen. ( Tom van der Molen)
Catalogustekst
Evenals Moeyaerts Mooij Aeltje verbeeldt dit schilderij van Cornelis Troost een Amsterdams toneelstuk: Beslikte Swaantje en drooge Fobert of de Boere rechtbank, geschreven in 1715 door Abraham Alewijn (1664-1721). Troost stond omstreeks 1720 als acteur op de loonlijst van de Amsterdamse Schouwburg, wat de keuze voor een dergelijk thema begrijpelijk maakt. Hij trouwde in 1720 met de actrice Susanna Maria van der Duyn maar koos enkele jaren daarna definitief voor het schildersvak. Niettegenstaande zijn doorbraak als portretschilder in 1724 bleef Troost de toneelwereld trouw door er gedurende zijn gehele verdere carrière regelmatig onderwerpen voor zijn schilderijen, tekeningen en pastels aan te ontlenen. De scène uit Beslikte Swaantje is daarvan de vroegst bekende. Hij zou het thema nog dikwijls ter hand nemen. De voorstelling is ontleend aan het derde bedrijf, tweede toneel, wanneer de hoofdpersonen elkaar treffen voor de schepenbank in de rechtskamer van Puyterveen, het fictieve dorp waar het verhaal zich afspeelt. De mooie maar lichtzinnige boerendochter Swaantje heeft zich laten verleiden door jonker Jan, zoon van de Heer van Puyterveen. Het is echter de onnozele boerenzoon Fobert, die door Swaantjes familie wordt beschuldigd van het vergrijp. Zijn vader, een veenboer, stemt niet met een huwelijk in en laat het aankomen op een rechtzaak. Op het schilderij zien we hoe de advocaat van Fobert, Carel genaamd, een lang pleidooi aan het afsteken is aan de hand van een uitgeschreven tekst. Naast een mand vol bewijsstukken zit aanklager Jacobus, zijn tegenspeler, aandachtig te luisteren, terwijl de meeste schepenen al in slaap zijn gesukkeld. Links staan de huilende Fobert en zijn vader Crelis Melis, rechts Swaantje – herkenbaar aan de op haar schort geborduurde zwaan – met haar jonker Jan. De zittende man naast het meisje is wellicht haar vader Kryn Jaap Knollen, die als eiser optreedt; moeder Neeltje staat achter de jonker. De uitslag van de zaak staat al bij voorbaat vast; vooraf is Carel door de jonker omgekocht om vooral niet teveel zijn best te doen. Uiteindelijk vonnissen de schepenen dat Fobert met Swaantje moet trouwen, aanvoerende dat diens vader het immers wel kan betalen. De opgestoken vuist van vroedvrouw Jannetje Cabas vermag daaraan niets te veranderen. Het schilderij tegen de schouw deed al het ergste vrezen; De van haar blinddoek ontdane Vrouwe Justitia heeft niet in de gaten hoe een aap haar zwaard heeft afgenomen en een gewicht op een van de schalen van de balans legt. De roede van justititie, de tak rechts op de schoorsteen, staat evenmin garant voor een onpartijdige rechtsgang.
Tussen de vrij karikaturale figuren vallen enkele uitgewerkte koppen op, die als portretten mogen worden geduid. Hoewel er te weinig houvast is voor een solide identificatie, zijn er met recht pogingen gedaan om er Amsterdamse toneelspelers in te zien. Daarbij is terecht gesuggereerd dat de elegante jongeman, staande rechts naast de schouw in de rol van schepen, Troost zelf zou kunnen voorstellen. De gelijkenis met diens zelfportret uit 1739 maakt dit aannemelijk. Aangezien het blijspel tussen 1725 en 1733 niet in de Schouwburg werd opgevoerd, dient het schilderij uit 1727 eerder te worden beschouwd als een visualisering van Troosts eigen jaren bij het toneel dan als een weerslag van een recente voorstelling. Wat betreft de merkwaardige vorm het schilderij – een drieluik waarvan de voorstelling perspectivisch alleen klopt met de luiken in half geopende toestand – is recentelijk gesuggereerd dat het misschien in een perspectiefkast was geplaatst, waarin men door middel van een kijkgat de voorstelling in de juiste proporties zag. Als driedimensionaal toneelbeeld zal dit profane huisaltaar bij de bezitter, mogelijk de schilder zelf, goede herinneringen aan vervlogen jaren hebben opgeroepen. ( Norbert Middelkoop)
Catalogus AHM 1975/'79
Bij aankoop was cat.nr. 445 een schilderij "uit één stuk". Pas bij een door de heer H. Bolte in 1969 uitgevoerde restauratie bleek dat het oorspronkelijk drie luiken waren, die samen een triptiek vormden, waarvan de zijluiken scheef naar voren dienden te staan. Het stuk werd toen in die staat hersteld. Diverse overschilderingen, aangebracht om het perspectief van het tot één vlak schilderij gemaakte triptiek toch logisch te laten verlopen, werden verwijderd (zie de uiteenzetting en het geïllustreerde restauratieverslag bij Haak).
In de veilingcatalogus van 1967 en in kunsthandel Londen, 1968, betiteld als: "The reading of the will". Door Niemeijer echter herkend als een afbeelding van het eerste toneel van het derde bedrijf van Abraham Alewijns in 1715 gepubliceerde kluchtspel "Het beslikte Swaantje en drooge Fobert of de boererechtbank". Dit blijspel: "behandelt de geschiedenis van Swaantje die zich heeft laten verleiden door de zoon van de ambachtsheer van Puyterveen, het plattelandsdorp waar het stuk zich afspeelt. De halfonnozele Fobert Melis wordt van de verleiding beticht en door Swaantjes ouders gedwongen met haar in het huwelijk te treden. Foberts vader stemt daarin niet toe en brengt de zaak voor de rechtbank. Beide partijen maken tijdens de rechtzitting van de diensten van een advocaat gebruik. Het proces eindigt met de beslissing dat Fobert met Swaantje moet trouwen. Op het schilderij is links de huilende Fobert met zijn vader te zien; in het midden is Foberts advocaat bezig een pleidooi af te steken dat echter nauwelijks doordringt tot de, achter hem zittende, schepenbank; rechts staan Swaantje en haar verleider. De vroedvrouw Jannetje Cabas, achter Swaantje, toont met gebalde vuist dat zij het met de gang van zaken niet eens is. Boven de schouw hangt een schilderij, waarop een aap met zwaard en weegschaal voor vrouwe Justitia speelt; rechts van de schouw steekt de z.g. roede van justitie uit, onderscheidingsteken van de gerechtdienaren" (overgenomen uit cat. tent. 1969; vgl. Niemeijer 1969).
Troost heeft dezelfde scène nog minstens een tiental malen vaker in beeld gebracht (Niemeijer, nrs. 288 T - 300 T). Hij hield zich aan Alewijns tekst, maar herhaalde zichzelf niet letterlijk; decor en opstelling zijn telkens anders. Onze versie is de vroegste en tevens Troosts vroegste theaterstuk (naar: Niemeijer). ( Albert Blankert)
Tentoonstellingstekst
Dit drieluik laat de ontknoping zien van het blijspel Beslikte Swaantje en droge Fobert, of de boeren rechtbank (Abraham Alewijn, 1715). De frivole Swaantje is zwanger van jonker Jan; beiden staan rechts. Toch wordt de rijke boerenzoon Fobert door Swaantje beschuldigd; hij staat links, naast zijn vader. In de rechtszaal houdt de omgekochte advocaat Carel zijn pleidooi ten gunste van Fobert, terwijl zijn tegenspeler Jacobus naar hem luistert. Beiden zijn omringd door bewijsmateriaal. Dat de uitspraak al bij voorbaat vaststaat, wordt bevestigt door het schilderij van Vrouwe Justitia boven de schouw: zwaard en weegschaal worden haar ontfutseld door een aap. ( Norbert Middelkoop)
Tentoonstellingstekst
Uit het blijspel 'Beslikte Swaantje en Drooge Fobert, of de boere rechtbank' van A. Alewijn uit 1715, is van het derde bedrijf het eerste toneel uitgebeeld. De onnozele Fobert (geheel links, huilend) wordt voor de rechtbank ten onrechte beschuldigd de dartele Swaantje (geheel rechts met een zwaan op haar schort) verleid te hebben. Naast Swaantje staat de jonker, die haar in werkelijkheid heeft verleid.
Het schilderij op de schoorsteen stelt een onoplettende Vrouwe Justitia voor: het aapje speelt met een weegschaal en zwaard. De tak rechts van de schoortsteen is de roede van justitie, een oud symbool van het recht.
Catalogustekst
Vandaag is de tweede en laatste dag van het Amsterdam Comedy Festival in de Melkweg. Twee avonden lang is er een dwarsdoorsnede te zien van comedy, cabaret en aanverwante genres door bekende comedians. Dat komedie van alle tijden is, laat dit triptiek uit 1727 van Cornelis Troost zien. Hierop is het blijspel ‘Beslikte Swaantje en drooge Fobert of de Boere rechtbank’ van Abraham Alewijn afgebeeld. De frivole Swaantje is in dit stuk zwanger van jonker Jan; beiden staan rechts. Toch wordt de rijke boerenzoon Fobert door Swaantje beschuldigd; hij staat links, naast zijn vader. In de rechtszaal houdt de omgekochte advocaat Carel zijn pleidooi ten gunste van Fobert, terwijl zijn tegenspeler Jacobus naar hem luistert. Beiden zijn omringd door bewijsmateriaal. Dat de uitspraak al bij voorbaat vaststaat, wordt bevestigd door het schilderij van Vrouwe Justitia boven de schouw: zwaard en weegschaal worden haar ontfutseld door een aap. ( Nikki Pootjes)