Sinds 1746 inventariseerde en restaureerde Van Dyk schilderijen voor de stad Amsterdam. Dat hij zijn werk als restaurator zeer serieus nam, blijkt uit het feit dat hij zich liet portretteren ‘als eenen Kunstlievende, verstandig, en eerlyke Wondheeler, die de Wonden der mishandelde Lyderen [ledematen] geneest, zonder verminkte leden ja zelfs litteekenen na te laaten’. ( Norbert Middelkoop)
Catalogus Kopstukken 2002-'03
Op dit schilderij uit 1754 zien we de schilderijenrestaurator Jan van Dijk (ca. 1690-1769) die naar een zeventiende-eeuws landschapje op een ezel wijst. Waarschijnlijk heeft hij dit zojuist ontdaan van een vervuilde vernislaag, want de rechterbovenhoek van dit schilderij is aanzienlijk lichter dan de rest van het doek. Op een tafeltje naast de ezel staan zijn hulpmiddelen: niet de typische benodigdheden van een schilder maar het materiaal van een restaurator. De glazen stopfles bevat wellicht een schoonmaakmiddel en het chinees porseleinen kommetje kan gediend hebben voor vernis afkomstig uit het andere potje. Met de brede kwasten kon Van Dijk die aanbrengen op het schilderij. Op de achterwand hangt prominent het wapen van Amsterdam.
Tussen 1746 en 1769 was Van Dijk de enige die schilderijen restaureerde en schoonmaakte voor de stad Amsterdam. Ook was hij de enige die tussen 1766 en 1769 dergelijke werkzaamheden uitvoerde voor het stadhouderlijk hof van Willem V; hij werkte onder meer aan de schilderijen in de Oranjezaal van Huis ten Bosch. Hoewel het schoonmaken van schilderijen in de achttiende eeuw nog weinig aanzien genoot, nam Van Dijk zijn werk als restaurator zeer serieus, wat alleen al blijkt uit het feit dat hij zich in die functie liet portretteren. Naar eigen zeggen hoopte hij zijn werk te doen ‘als eenen Kunstlievende, verstandig, en eerlyke Wondheeler betaamt, die de Wonden der mishandelde Lyderen geneest, zonder verminkte leden ja zelfs litteekenen na te laaten’, aldus een boekje dat hij schreef over de schilderijen in het stadhuis van Amsterdam.
Dat deze ‘wondenheeler’ zijn portret heeft laten schilderen door Jan ten Compe is op zijn minst opvallend omdat deze niet bekendstond als portretschilder; zijn voornaamste specialisatie lag in het schilderen van ‘allerlei Steden, Kastelen met hunne omliggende Lant- en Watergezichten, Huizen en aengenaeme Buitenplaetsen’. In de verzameling van de Amsterdamse burgemeester Pieter Rendorp bevonden zich destijds , volgens Van Gool, enkele ‘fraeie voorbeelden’ van Ten Compes hand. Deze Rendorp was tevens een van Van Dijks opdrachtgevers; uit dankbaarheid daarvoor droeg hij het hierboven genoemde boekje aan hem op. Van Dijk kan Ten Compes werk daar dus hebben gezien, maar misschien kenden ze elkaar ook persoonlijk via de lessen die de eerste vanaf 1748 op het stadhuis gaf om ‘de niet meer geachte perspectief wederom te herstellen’. Dit onderwijs was bedoeld voor beginners én gevorderden, waartoe Ten Compe gerekend mag worden. Ten Compe heeft voor het portret van Van Dijk waarschijnlijk zijn eigen portret door Jacob Buys (1753) als uitgangspunt genomen, terwijl ook een getekend zelfportret van Buys’ leermeester Cornelis Troost uit 1745 eraan verwant is. ( Gerbrand Korevaar)
Tentoonstellingstekst
Hoewel Jan ten Compe vooral bekend is als topografieschilder, manifesteert hij zich hier als portrettist. De restaurator Jan van Dyk zit op een stoel en wijst naar een landschapje op de ezel. Hij heeft de vervuilde vernislaag gedeeltelijk verwijderd, want de rechter bovenhoek is aanzienlijk lichter dan de rest van het doek. Het beroep restaurator had in de 18de eeuw niet veel aanzien, maar dat weerhield Jan van Dyk niet om zich in die hoedanigheid te laten portretteren. Voor de stad Amsterdam inventariseerde en restaureerde hij vele oude groepsportretten.