Catalogustekst
Vanaf een standpunt aan de westelijke oever van de Amstel, even buiten Amsterdam, heeft de schilder zijn blik gericht naar het zuidoosten. Aan de overkant is rechts de bebouwing te zien op de Omval, een landtong tussen de rivier en de Diemermeer. Op de voorgrond zijn drie goedgeklede jongelieden in gesprek met een visser. Onderhandelen zij over de prijs van vis of willen ze worden overgezet naar de populaire ‘plaisierplaats’ aan de overkant? Bij het witte huis, toentertijd in bezit van de gebroeders Jacobus en Michiel Wiltschut, liggen enkele zeilbootjes afgemeerd, terwijl de passagiers zich verpozen rond het gebouw. Ernaast bevindt zich de scheepswerf van Marten Willemsz.
Links is de Diemer- of Watergraafsmeer te zien. Deze polder was in 1622 drooggelegd maar liep in als gevolg van een dijkbreuk in 1651 weer onder. De gebeurtenis leverden dankbare onderwerpen op voor kunstenaars. Ook Jacob Esselens heeft het onderwerp getekend. Misschien vormde de tweede drooglegging van de polder de aanleiding tot dit stemmige rivierlandschap van zijn hand, waarbij het aantrekkelijk is om de gebroeders Wiltschut als mogelijke opdrachtgevers aan te merken. Vanuit de Amstel draait een trekschuit juist de ringvaart in, voorgetrokken door het paard en de ruiter verderop op de dijk. De Weespertrekvaart, zoals de ringvaart eveneens werd genoemd, was essentieel bij de aanvoer van drinkwater vanuit de Vecht naar Amsterdam. Over de Ringdijk rijdt een voorname koets, getrokken door een zesspan witte paarden. De drie poldermolens zijn in vol bedrijf; hun wiekenkruizen zijn op het zuidoosten gericht. Boven het dak van het scheepswerfje zijn de wieken van een olie- en later verfmolen zichtbaar, die zich reeds in 1647 op de Omval bevond.
Het Gezicht op de Omval is een van de weinige lokaliseerbare landschappen van Esselens’ hand. De topografische herkenbaarheid van het schilderij kon niet verhoeden dat men in 1815, toen het in Amsterdam werd geveild, niet meer wist wat het voorstelde: ‘Op den voorgrond bij een rivier is een gezelschap van heere en dames bij een schuit, aan geene zijde van den rivier een hofstede, en verdere gebouwen en molens. Natuurlijk op d[oek], door J. Esselens - h. 22, br. 35d.’ ( Norbert Middelkoop)
Rijk gekleed 2005
Een jaar geleden kocht het Amsterdams Historisch Museum een "Gezicht op de Omval nabij Amsterdam" geschilderd door Jacob Esselens (1626-1687). De voorstelling toont een groepje welgestelde lieden die zich even buiten de stadsgrenzen aan de oever van de Amstel verpozen. Plezierbootjes zijn mogelijk onderweg naar een van de vele herbergen aan de Amstel, maar verderop heerst bedrijvigheid van vissers en vrachtvaarders. Over de Ringdijk van de Watergraafsmeer rijdt een koets en op ongeveer dezelfde hoogte vaart een trekschuit die vanuit de Amstel de ringvaart ingaat. Iets verder op de dijk zien we nog net het paard met zijn ruiter dat de schuit trekt. Ze zijn op weg naar Weesp, Muiden of Naarden.
Onderzoek in het archief en in de Topografische Atlas levert veel informatie op over deze voorstelling. Aan de overkant van de rivier is het huis "De Omval" afgebeeld, een ´plaiserplaats´ destijd in bezit van de gebroeders Wiltschut. Links van het huis bevindt zich de scheepswerf van Marten Willemszoon, waar kleine vissers- en pleziervaartuigen werden gebouwd. Boven het dak van de werf zijn de wieken van de molen ´van Roelants´ zichtbaar. In een archiefstuk uit 1686 wordt vermeld dat deze verfmolen in 1686 is afgebrand. Op een prent uit 1671 is de molen al niet meer te zien wat erop duidt dat Esselens het schilderij dus vóór die tijd heeft vervaardigd.
Het rivierlandschap ademt een sfeer van rust en de scène op de voorgrond doet idyllisch aan. De indruk wordt gewekt dat het hier om een gefantaseerde voorstelling zou gaan, maar de topografisch exacte weergave van de Omval spreekt dit tegen. Het schilderij geeft bijzonder interessante informatie over een markante lokatie, tegenwoordig vooral bekend omdat hier het hoogste gebouw van Amsterdam is verrezen: de wolkenkrabber die niet "De Omval" mocht heten en nu Rembrandt Tower is genoemd. ( Gusta Reichwein)
Tentoonstellingstekst
Aan de oever van de Amstel overleggen drie elegant geklede jongelieden met twee vissers. Aan de overkant lonkt de herberg De Omval, een populaire halteplaats voor dagjesmensen. Het stemmige uitzicht over het platteland even buiten Amsterdam is naar het zuidoosten. Esselens schetste de compositie vanaf de westelijke Amstel-oever. Links flankeren drie molens de ringvaart van de Watergraafs- of Diemermeer. Deze was in 1629 ingepolderd. Vanouds markeerde de landtong De Omval een belangrijke splitsing van waterwegen. De Amstel op de voorgrond leidde naar Utrecht en de Rijn. De koets op de dijk en de trekschuit in de ringvaart zijn op weg richting Gooi. ( Norbert Middelkoop)