schets voor een van de vier marmeren kariatiden in de Vierschaar van het 17de-eeuwse stadhuis, de tweede figuur van links. In 1650 ontving Quellinus 240 gulden voor de vervaardiging van vier geboetseerde 'bedructe en gevange vroubelten'. De marmeren kariatiden werden twee jaar later voor 800 gulden per beeld gehakt. In dezelfde rekening wordt een bedrukte vrouwentronie met een kapiteel op het hoofd vermeld voor 15 gulden. In zijn Notitie uit 1769 vermeldt Ploos van Amstel de aanwezigheid in de Kunstkamer van 'de vier Cariatiden van de vierschaar', alsmede van een 'hooft met een borst van een van de Cariatiden uit de vierschaar'. Van deze losse kop rest thans geen spoor. Kariatiden zijn bekend uit de bouwkunst van de klassieke oudheid. De bedrukte en gevangen vrouwen van Quellinus herinneren aan soortgelijke figuren van onder andere Cornelis Floris (1514-1575) en zijn school.