De oude poort van het mannentuchthuis had een bekroning bestaande uit twee gebeeldhouwde leeuwen ter weerszijden van een schild. Het schild maakte duidelijk dat er in het tuchthuis een trijpweverij was gevestigd: aan de ene kant stond een trijpwever afgebeeld, aan de andere kant een man die garen verwerkt. De leeuwen hadden twee aangezichten, waardoor ze aan beide kanten van de poort goed te zien waren. Zo was de situatie in 1598. In 1599 kreeg het tuchthuis het alleenrecht om verfhout te raspen. Op de poort werd een tympaan gebouwd met daar bovenop twee raspende mannen. De leeuwen moesten toen worden bijgehakt om binnen het tympaan te passen.
Catalogus beelden AHM 1995
het tweezijdig bewerkte reliëf vormde het middenstuk van de poortbekroning van de binnenpoort van het in 1589 gestichte Rasphuis aan de Heiligeweg. De reliëfs op voor- en achterkant van de poortbekroning, een spinner en een wever, verwijzen naar werkzaamheden, de afhangende festoenen met hand- en voetboeien, duimschroeven en kettingen verwijzen naar tuchtmiddelen. Tussen de kettingen zijn nog weefspoelen en scharen te onderscheiden. Het reliëf was geflankeerd door een paar leeuwen. Bij een verbouwing van de poort in 1599 kwam er een beeldengroep van twee houtraspende mannen op te staan. Waarschijnlijk werd ter weerszijden van het medaillon een steunmuur gebouwd om de afdekking met de beeldengroep te dragen. De beide leeuwen werden aan de achterkant afgevlakt en voor de steunmuur geplaatst. In 1874 was de beeldengroep niet meer aanwezig en het reliëf plus de twee leeuwen achter een houten betimmering verborgen. In 1895, bij de sloop van het Rasphuiscomplex, werden medaillon en leeuwen aangetroffen. In 1895 besloten B&W de fragmenten in bruikleen aan het Rijksmuseum te geven 'om aldaar geplaatst te worden bij de overige gedenkstenen die aldaar berusten, mits deze overbrenging geschiede zonder kosten voor de Gemeente'. ( Onno Boers)