Hoedje in vorm van geplooide bol en smalle rand, van donkerpaars cellophane-weefsel. Bol is versierd met kunstbloemen van verschillende tinten paars en een paars fluwelen lint. Voering van naturelkleurige voeringzijde.
Past bij andere 2 hoeden Maison Aué, dezelfde bloemen.
Vanaf het midden van de 19de eeuw werd de hoed een belangrijke accessoire en een onmisbaar modeobject. Omstreeks 1900 eiste de etiquette zelfs dat een vrouw het huis niet kon verlaten zonder hoed. In tegenstelling tot de conservatieve herenhoed bestond de hoed voor de vrouw in alle vormen, kleuren en materialen. Stro en vilt waren zeer geliefd. De garnering van hoeden gebeurde veelal met kunstbloemen, veren en voile. Welgestelde dames droegen hoeden van gerenommeerde 'modistes' of hoedenmaaksters. ( Annemarie den Dekker)
Modiste Lena Aué (1878-1964) had op haar twintigste al een gerenommeerde hoedenzaak in Amsterdam. Maison Aué was gevestigd op de Keizersgracht 770. Net als voor kleding gold bij hoeden dat Parijs de toon aan gaf. Een paar keer per jaar ging Aué naar Parijs om bij toonaangevende modistes nieuwe modellen te kopen en hun voorraad veren, kunstlinten en linten te actualiseren. Een hoed van Maison Aué was niet het minste, zelfs koningin Emma liet aan het einde van de negentiende eeuw hoeden maken bij Lena Aué. ( Annemarie den Dekker)
Amsterdam Museum
Onderzoek naar en fotografie van de 18e- en 19e-eeuwse kostuums van het Amsterdam Museum zijn mede mogelijk gemaakt door financiële steun van het Barbas- Van der Klaauw Fonds, het Netty van Doorn Fonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds.