Lap van wit stramienkatoen en olijfgroen en roze borduurgaren, onderverdeeld in 9 vierkanten met verschillende soorten stoppen en doorstoppen. Middelste vierkant, in roze kruissteek: E.B.
Erna Catharina Blankenburg, wordt op 16 mei 1882 in het Duitse Detmold geboren. Ze is de dochter van de uit Duschhof (D) afkomstige Carl Albert Augustus Blankenburg (1842-ná 1935) en de Berlijnse Auguste Hermine Mathilde Stempel (1848-1935). Erna heeft ten minste twee zussen en een broer. Het exacte aantal kinderen is niet bekend. Na verloop van tijd verhuist het gezin naar Nederland. Erna is dan hoogstwaarschijnlijk nog jong. Ze gaat naar de Industrieschool voor Vrouwelijke Jeugd in Amsterdam, waar ze leert handwerken. Daarna gaat ze zelf het onderwijs in. Eerst als onderwijzeres, waarna ze op 1 januari 1915 hoofd van een voorbereidende school wordt. Ze verliest haar hart aan Joseph Michaël Antonius Leliveld, een handelsagent uit het Brabantse Zundert (1873-ná 1928). Op 17 juli 1928 trouwen ze in Amsterdam. Voor Joseph is het zijn tweede huwelijk. Op 16 juni 1928 scheidt hij van Josephina Maria van der Ploeg, met wie hij één, in 1900 geboren, zoon heeft. Het bruidspaar is van middelbare leeftijd, het huwelijk van Erna en Joseph blijft kinderloos. Op 26 januari 1972 overlijdt Erna in Blaricum. Ze wordt begraven op De Nieuwe Ooster in Amsterdam. Erna’s vijf proeven van handvaardigheid, heeft het museum eerder al uit handen van Erna zelf ontvangen.
Deze katoenen doek, die 35 x 38 cm meet, is met rijgsteekjes onderverdeeld in negen vakken van ongeveer twaalf centimeter. Acht worden er gebruikt om het stoppen van gaten onder de knie te krijgen. Erna gebruikt hiervoor roze en mosgroen garen. In het middenvak heeft zij haar initialen, EB, in de vorm van een monogram achtergelaten. Hierbij zijn de letters vaak sierlijk met elkaar verweven. Erna heeft dit monogram aan de achterzijde van haar doek geborduurd. Die achterzijde is herkenbaar aan kleine lusjes die bij het keren van de draad tijdens het stoppen gelegd worden. Het te repareren linnen is meestal zo vaak gewassen dat het niet meer krimpt. Het nieuwe garen krimpt nog wel. Zonder de lusjes, zou het de stof samentrekken. De meisjes gebruiken gekleurd garen om beter zicht te hebben op de patronen die ze uitwerken. De strenge linnenmatres ziet de fouten bovendien eerder. Voordat de meisjes met stoppen beginnen wordt de doek van zoompjes of open zoompjes voorzien, op de zelfkant na, die blijft onbewerkt. Zo ook bij deze doek.
(Suzette van 't Hof)