stadskeur onderzijde rand: Amsterdam in combinatie met gehalteteken Hollandse leeuw
: stadswapen
gehalteteken onderzijde rand: stadskeur Amsterdam in combinatie met gehalteteken Hollandse leeuw
jaarletter onderzijde rand: W: jaarletter W
: W = 1781
meesterteken? onderzijde rand: HM: meesterteken met letters H M in rechthoek
: bron: Citroen 1975, nr. 344/meesterteken HM toegeschreven aan Hendrik Marsman (1721 [1743]-1794)
opschrift tussen profielrand: ZOUTMAN/ DIE DE BRITTE SLOEG/ D'ROVERS/ NA HAAR ROOFNEST IOEG/: tekst: ZOUTMAN DIE DE BRITTE SLOEG D'ROVERS NA HAAR ROOFNEST IOEG
legaat 1895-01-30
inv.nr. KA 5507.1 in depot
Twee gebogen rechthoekige gespen, elk met opengewerkte rand met het opschrift: ZOUTMAN/ DIE DE BRITTE SLOEG/ D'ROVERS/ NA HAAR ROOFNEST IOEG/, tussen profiel- en parelranden.
Herkomst
Verzameling A. Willet, Amsterdam; legaat van mevrouw S.L.G. Willet-Holthuysen, Amsterdam, 1895
In de achttiende eeuw bestonden nog geen afzonderlijke linker- en rechterschoenen. Men kocht altijd twee identieke schoenen. Hetzelfde gold voor losse schoengespen als deze, bestemd voor herenschoenen. De oorspronkelijke middenstijl, beugel en angel van zilver of ijzer ontbreken. Vermoedelijk zijn deze functionele onderdelen verwijderd toen de gespen in de negentiende eeuw in de kunsthandel terecht zijn gekomen. Opmerkelijk aan deze exemplaren zijn de vaderlandslievende randschriften.
De gespen memoreren de zeeslag tussen de Nederlandse en Engelse marine op 5 augustus 1781 bij de Doggersbank ten tijde van de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784). De strijd eindigde onbeslist, maar werd in ons land als een overwinning gevierd. De Nederlandse vlootvoogd Johan Arnold Zoutman (1724-1793), in dienst van de admiraliteit te Amsterdam, kreeg bij thuiskomst een heldenonthaal. Kort daarop ontstond een levendige handel in Zoutman-souvenirs, zoals deze gespen. Zie voor andere voorbeelden cat.nr. KA 3773, KA 3918. Ook het Rijksmuseum te Amsterdam bezit dergelijke voorwerpen met propagandistische strekking (De Lorm 2001~2, p. 190-191, nr. 118, 119). Zie over schoengespen: Wttewaall 1994, p. 94-97. ( Bert Vreeken)