6179
Masker voor Emer uit 'The only jealousy of Emer" van W.B.Yeats, 1922
Hildo Krop (1884-02-26 - 1970-08-20) (beeldhouwer)
Bronsgieterij "De Plastiek" (gieter)
brons, natuursteen
hoogte: 38.3 cm; breedte: 18 cm; diepte: 24.5 cm; gewicht: 11 kg;
signatuur op rechterpunt haar achter: H.L.K.
opschrift binnenzijde schedel: I
signatuur rechterpunt haar achter: BRONSGIETERIJ DE PLASTIEK BLOEMENDAAL
opschrift voorzijde sokkel: "5 MASKERS of EMER"/door HILDO KROP/.: wit kunststof plaatje
schenking 1959-06-02
inv.nr. DA 421
Stadhuis Amsterdam
Herkomst
In 1959 geschonken samen met vier andere maskers (DA 418 t/m DA 422) ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van Hildo Krop.
Trefwoorden
beeld, masker, masker, vrouwenportret, toneel, Albert van Dalsum, Hildo Krop, E. Heerma, Emer
beeldencollectie
6179
Zie ook
- DA 418 / Masker voor Sidhe, the woman of the sea uit 'The only jealousy of Emer' van W.B.Yeats
- DA 419 / Masker voor Bricriu uit "The only jealousy of Emer" van W.B.Yeats
- DA 420 / Masker voor Eithne Inguba uit 'The only jealousy of Emer" van W.B.Yeats
- DA 422 / Masker voor Cuchulain uit 'The only jealousy of Emer" van W.B.Yeats
Catalogustekst
In 1922 bewerkte en regisseerde Albert van Dalsum The only Jealousy of Emer (vrouwe Emers’
groote strijd )van de Ierse dichter William Butler Yeats. Van Dalsums zoektocht naar een nieuwe
vorm van toneelkunst leidde tot de introductie van een zogenaamd ‘geestelijk synthetisch toneel ‘,
de maskers voor dit maskerspel. Hij maakte er een voor elk van de vijf karakters in het stuk: Sidhe
Eithe Inguba, Cuchulain, Bricriu en Emer. Hieronder volgt een deel van een lezing van Van Dalsum,
waarin hij zijn ideeën toelicht: “Het masker was bij de primitieve volken, die het bij hun religieuze
dansen en verrichtingen gebruikten, de scheppingsdaad van hun kosmisch gevoelsleven, van hun
verhouding tot alles wat de mensch bedreigt en beroert, een zelfverlossing en een zelfverdediging,
een bevrijding van de angst voor het ongrijpbare en het bovenmenschelijke. Maar de primitieve
volken stonden hulpeloos tegenover alle wonderen en verschijnselen van de natuur, zij hadden die
bescherming en verdediging noodig; bij ons, die de oogen en de harten van het geestelijke tot het
materieele hebben gewend, voor wie de natuur louter een object van wetenschap is geworden als
zoovele andere zaken, bij ons moet het Masker de aanleiding zijn om terug te keren tot het kosmisch
gevoelsleven. Men versta ons niet verkeerd: wij weten dat het primitieve masker niet meer van
onzen tijd is en dus pleiten wij niet voor een ‘teruggang’. Maar het Masker-als-zoodanig voelen
wij weer van onzen tijd, zij het dan met geheel andere motieven dan de oude volken er voor had-
den. (…..) Afgewend van realisme en het raffinement der psychologische analyse zoeken wij naar
een synthese in een geestelijke kunstvorm die verbeeldt en niet nabootst.” ( Liesbeth van Stekelenburg)
Amsterdam Museum