Afgerond rechthoekige bouilloire met deksel op dito komfoor met brander. Voetstuk van zwart gepolitoerd mahoniehout. Komfoor op vier afgeplat bolvormige, geribde pootjes. Gewelfde, deels geribde wand, de hoeken en ingesnoerde bovenrand opengewerkt met ovalen, bladmotieven en palmetten. Geribde rand langs bovenzijde. In komfoor een rechthoekige koperen brander met hengsel. Bouilloire op rechtwandige voet, over opstaande rand van komfoor passend. Lichaam in tweeën gedeeld door geprofileerde band tussen geribde randen. Onder- en bovenzijde lichaam convex gewelfd. De bovenzijde met ingesnoerde hals en geribde rand. Korte zijden lichaam met handgreep, bestaande uit twee gebogen steunen met rozetten, elk met horizontaal geribde aanzet en spoelvormige greep van ebbenhout. Voorzijde lichaam met zeshoekige kraan en greep in de vorm van twee S-voluten waartussen schelpvormige knop van ebbenhout. Verdiept liggend deksel met zich verjongend middendeel en knop in de vorm van een gekronkelde slang op zwart houten schijfje en zilveren rozet.
Herkomst
Kunsthandel Roelof Citroen, Amsterdam, 1975
Trefwoorden
22093
Catalogus zilver AHM 2003
Bouilloires met terrine-vormige ketels als deze werden in het begin van de negentiende eeuw ook wel 'watervazen' genoemd. Er is tussen 1825 en 1830 een aantal van dergelijke bouilloires in de werkplaats van Bennewitz & Zonen vervaardigd. Het Rijksmuseum te Amsterdam bezit een rijk gedecoreerd exemplaar uit 1828 (De Lorm 2001~2, p. 290-291 nr. 18). Daarnaast bevond zich in de kunsthandel een gegodronneerde versie, eveneens uit 1828 daterend (Christie's 1997, p. X nr. 221). ( Bert Vreeken)
Tentoonstellingstekst
De grote ketel werd in hoofdzaak gebruikt voor theewater, dat door middel van een in de voet verborgen brandertje heet werd gehouden. Door het kraantje open te draaien kon men water toevoegen aan het thee-extract in het trekpotje (een klein type theepot).
De dekselknop in de vorm van een slang is een favoriet versieringsmotief van de firma Bennewitz.