Bouilloire met deksel op komfoor met brander. Driehoekig komfoor met afgeschuinde hoeken op drie pootjes. Poten met vierkante basis en parellijst, waarop vierkante zich verwijdende zuil met op de vier zijden een patroon van halve cirkels. Hierboven ronde kraag met bloemen en vierkant bovenstuk met cannelures. Lange zijden komfoor met afhangende krans van laurierbladeren, de korte zijden met rozetten. Bovendeel komfoor concaaf gewelfd met ronde uitsparing, als steun voor de ketel dienend. Parellijsten op onder-, midden- en bovendeel komfoor. Ronde halfbolle brander met cannelures, de onderzijde met een rozet. Bovenzijde concaaf gewelfd met parellijst en halfbolle dop met knop in de vorm van dennenappel. Brander met drie schakelkettingen aan komfoor hangend. Ketel met bolvormig lichaam op standring. S-vormige tuit met cannelures en vierkante kraag, de zijden met een rozet. Parellijst rond schenktuit en aanzet. Hoekig gebogen hengsel met cannelures en rozet en ebbenhouten greep. Aanzet hengsel met een gegoten rozet en parellijst. Plat deksel met ronde ebbenhouten knop. Parellijst rond deksel en hals ketel.
Herkomst
Kunsthandel Smelik & Stokking, Den Haag, 1986
Trefwoorden
, , ,
24661
Catalogus zilver AHM 2003
Dit model bouilloire is aan het eind van de achttiende eeuw in een aantal varianten door verschillende zilversmeden vervaardigd. In de kunsthandel bevonden zich twee aan Jan Smit toegeschreven exemplaren uit 1781, die thans wellicht ook aan Dirk Evert Grave kunnen worden toegeschreven (Beeling 1979, p. 240-241; Christie's 1993, p. 83 nr. 842).
Museum Boijmans Van Beuningen te Rotterdam bezit een losse waterketel uit 1784, toegeschreven aan Marthinus Logerath (Ter Molen 1994, p. 234-235 nr. 106a). Een met dit Rotterdamse voorbeeld vrijwel identiek exemplaar uit 1784, toegeschreven aan Elbertus Verlee is afgebeeld in: Duyvené de Wit-Klinkhamer/Gans 1958, afb. 126.