Ketel met afgeplat bolvormig lichaam en zich verjongende hals met alternerend opgelegde schelpen en culots op een geruwde ondergrond. S-vormige gelobde tuit, de bovenzijde met bladvoluut. Hoekig gebogen hengsel met ivoren verbindingsstukken en greep opgebouwd uit geprofileerde knoop tussen voluten.
Herkomst
Kunsthandel A.C. Beeling, Leeuwarden, 1992
Trefwoorden
, , , ,
27558
Catalogus zilver AHM 2003
Een bouilloire als deze was een onmisbaar attribuut op de achttiende-eeuwse theetafel. Met dergelijke heetwaterketels werd kokend water in een trekpotje met thee gegoten, waarna deze in kleine porseleinen kopjes werd geschonken. Er zijn verschillende aan Pieter de Keen toegeschreven bouilloires bekend. Kenmerkend voor zijn werk is het gebruik van gegoten, uitgezaagde en geappliqueerde versieringsmotieven als schelpen, lambrequins en culots op een gladde ondergrond. In particulier bezit bevindt zich een aan cat.nr. KA 19259 verwant exemplaar uit 1730 (Citroen/Van Erpers Royaards/Verbeek 1984, p. 104 nr. 109).
Het Rijksmuseum in Amsterdam bezit een aan Pieter de Keen toegeschreven kraantjeskan uit 1733 (De Lorm 2001~2, p. 101 nr 48). In het Museum Boijmans Van Beuningen te Rotterdam bevindt zich een kan met drie kranen uit 1718 en in het Groninger Museum een kan met een kraan (Ter Molen 1994, p. 158-159 nr. 55). Zilversmeden als Lambert de Wilt en Adriaan Palm werkten in een stijl die verwant is aan die van Pieter de keen (cat.nr. KA 17890) (Christie´s 1999, p. 124 nr. 620).