Catalogue text
Bij het binnentreden van de regentenkamer van het Amsterdamse Leprozenhuis werd de bezoeker niet alleen geconfronteerd met een indrukwekkende reeks groepsportretten van gewezen regenten maar ook met de achtdelige plafondschildering door Gérard de Lairesse. Deze kunstenaar had omstreeks 1675 voor het Leprozenhuis een album met regentenwapens voorzien van passende illustraties. In dezelfde tijd zal hij het plafond hebben voorzien van allegorische ‘zolderwerken’, zoals hij dit type schildering zelf heeft omschreven in zijn kunsttheoretische traktaat. Tezamen meet het ensemble ca. 545 x 560 cm, waarmee het kan worden bestempeld tot een der grootste artistieke ondernemingen voor een schilder in de 17de eeuw. De keuze voor De Lairesse lag voor de hand, aangezien hij in 1672 voor het huis van Andries de Graeff aan de Herengracht een driedelige plafondschildering had geschilderd, die grote indruk zal hebben gemaakt. Het illusionisme en kunstige perspectief van De Lairesse’s ‘zolderwerken’ zouden pas door Jacob de Wit worden overtroffen.
Het Leprozenhuis is in 1866 gesloopt, zodat niet langer is vast te stellen hoe de verdeling van de acht doeken over het plafond was ingegeven door het bestaande balkenpatroon in de regentenkamer. Men kan zich voorstellen dat De Lairesse de middenbalk voor de middelste zone handhaafde maar die aan de boven- en onderzijde liet vervangen door tweemaal twee balken, die in breedte corresponderen met de schouw. Zo ontstonden acht bruikbare compartimenten, gescheiden door steunbalken. Het doek middenonder is smaller omdat dit oorspronkelijk grensde aan de schouw. De lichtval van rechts - in alle voorstellingen - volgt die van het natuurlijke licht in de ruimte. Wie de regentenkamer betrad, werd op spectaculaire wijze geconfronteerd met de liefdadige doelstellingen van het Leprozenhuis. Op de acht schilderijen zijn allegorieën en personificaties afgebeeld, die verwijzen naar ‘de zorg voor de Leproozen en Onnozelen’, zoals Wagenaar het in 1765 omschreef. De regenten zelf zagen de voorstellingen ondersteboven.
De precieze indeling van de plafondstukken is bekend dankzij een laat-18de-eeuwse natekening, toegeschreven aan Jurriaan Andriessen. Daarenboven helpen de opschriften bij de verklaring van de scènes. Van de onderste zone is in het middenvak gewijd aan St. Antonius Abt, beschermheilige van de leprozen. Zijn beeltenis is vervat in een pseudo-klassiek medaillon. Het reliëf is bevestigd aan een enorme obelisk, die visueel de voortzetting van de schouw vormt. Een van de gevleugelde engeltjes heeft een leprozenklep in de hand, een andere een banderol. Links en rechts hiervan getuigen Bescherming, gepersonifieerd door de godheid Pallas Athene met een leeuw, en Gerechtigheid, herkenbaar aan de weegschaal en het zwaard, van de belangrijkste deugden van het regentencollege, dat pal onder deze voorstellingen placht te vergaderen. In de middelste zone, de enige waarin de voorstellingen perspectivisch met elkaar zijn verbonden, zijn de voornaamste taken van het Leprozenhuis samengevat. Rechts zien we de Rede die doende is de Zotheid te breidelen. Deze zit achterstevoren op een leeuw: waarschijnlijk een verwijzing naar de zorg van het Leprozenhuis voor de onnozelen van geest. Links van deze groep staat de Naastenliefde. Zij wordt gepersonifieerd door een vrouw, met een vlam op het hoofd, een brandend hart in de hand en twee kinderen aan haar zijde. Ze wendt zich naar de voorstelling links, waar de Overvloed, een op een wolk gezeten halfnaakte vrouw, haar rijkdommen over ons uitstort. Met haar scepter, die uitloopt in een stralend oog, toont ze aan een behoeftige figuur de bron van haar welvaart. De naakte vrouw met palmtak en boek in de wolken, naar wie ze wijst, is traditioneel geïnterpreteerd als de Godsdienst, hoewel recentelijk ook de Eeuwige Gelukzaligheid is genoemd. Haar blik omhoog in de stralen van het goddelijk licht wijst hoe dan ook op inspiratie vanuit de hemel, waaruit ook de twee putti met de hoorn des overvloeds en lauwerkrans afkomstig lijken. De bovenste compartimenten tonen enkele godheden en personificaties, die vooral voor de bezoeker lijken bestemd: links de Rijkdom, gepersonifieerd door Plutus, die in de ene hand een gouden scepter vasthoudt en in de andere een zak met geld, in het midden wederom de Naastenliefde, en rechts Saturnus, god van de tijd. Bij een eerste blik omhoog werd degene die het vertrek betrad op niet mis te verstane wijze aangespoord tot goedertierenheid. ( Norbert Middelkoop)
Exhibition text
De deugd Caritas - de Naastenliefde - houdt een hart in de hand.