signatuur/datering midden rechts op betimmering: N:MUYS P / A° 1772.
kaartje aan achterzijde: Theologisch Professor van der Kemp met zijn vrouw, geheeten van de Wal en hun zoon. De zoon werd later opzichter van de Gustaaf Wolf vereeniging.
: kaartje nu in doc.map SA 23608
opschrift op boek: EUSEBIUS / HIST ECCL / VALESY [?]
opschrift op boek: MOS ... EN [?] / HIST ECCL
aankoop 1965-06
inv.nr. SA 23608
Groenschemerig interieur met rood bont tapijt, waarin drie personen ten voeten uit zijn afgebeeld. Rechts, gezeten naast een kleine tafel, een corpulente, zwartgeklede heer met grijze pruik, een geschrift in de hand. Links, staande naast de tafel, een rijk geklede dame met een groen uitgedost jongetje aan haar rechterhand. Met bijbehorende rijk gebeeldhouwde houten lijst met kroon en twee wapens.
Origin
Aangekocht van Mr. L. de Blécourt, 's-Gravenhage, 1965
Een ander portret dat Muys van Van der Kemp maakte, is gesigneerd en gedateerd 1776 en draagt een opschrift op de lijst: "Didericus van der Kemp .. Nat. 14 December 1731 ob. 4 aug. 1780". Het bevindt zich in het bezit van de Rijksuniversiteit te Leiden (afb. in: Icones Leidenses, De portretverzameling van de Rijksuniversiteit te Leiden, Leiden 1973, nr. 179). Hoewel het vier jaar na het onze ontstond, ziet Van der Kemp er op dat portret toch jonger, althans minder gezet uit. Wel bevestigen de sterke gelijkenis tussen beide portretten en het opschrift op dat te Leiden de traditie volgens welke op ons schilderij Van der Kemp is afgebeeld.
Didericus van der Kemp (Rotterdam 1731 - Leiden 1780), lid van een bekende familie van predikanten, werd proponent in 1756. Zijn vijfde standplaats werd Leiden in 1764. In 1766 werd hij daar hoogleraar in de kerkgeschiedenis en promoveerde hij als Doctor in de theologie. In 1779 werd hij hoogleraar in de godgeleerdheid, in 1774 rector magnificus. Hij was gehuwd met Margaretha Elisabeth van de Wall, die links zichtbaar is met hun zoontje Johannes Cornelis van der Kemp. Deze laatste werd in 1768 geboren te Leiden en overleed in Den Haag in 1823. De zoon bekleedde vele ambten voor, in en na de Franse tijd en verrichtte letterkundige, juridische en historische studies (zie: Van der AA IX, blz. 98 e.v.). ( Albert Blankert)