Deze gebloemde japon komt uit de Biedermeiertijd (1815-1848). Dit is terug te zien in het kleine bloemmotief, de afhangende schouders, de hoogte van de taille – die na de Empiretijd (begin 19e eeuw) weer iets teruggezakt is richting de natuurlijke plaats – en de wijde mouwen. Zulke mouwen worden ook wel schapenboutmouwen genoemd. Door de laag ingezette mouwen kon de draagster zich niet vrij bewegen, wat het destijds geliefde beeld opleverde van een tere dame: deugdzaam, huiselijk en vooral niet geschikt voor zwaar werk. ( Sarah Remmerts de Vries)
Na de sluike Empirejaponnen die onder Napoleon in de mode waren, verandert de mode met de val van Napoleon weer. Na 1815 wordt Nederland een koninkrijk onder Willem I. De Fransen lieten Nederland achter in een slechte financiële situatie. Onder Willem I begint de burgerij aan haar opmars, en herstelt de economie zich langzaam.
Voor de mode en de kunsten betekent dit dat er gekeken wordt naar de Renaissance en de Middeleeuwen. Deze periode wordt de Biedermeiertijd genoemd (1815-1848). Waarden als deugdzaamheid, preutsheid en huiselijkheid staan hoog in het vaandel, met name voor vrouwen. Ze worden gezien als teer en breekbaar. De nieuwe mode draagt hieraan bij. Er worden eenvoudige katoenen stoffen gedragen, die vaak bedrukt zijn met kleine bloemmotieven. De taille zakt langzaam weer naar de natuurlijke plaats. Om een smalle, ingesnoerde taille te benadrukken worden de rokken steeds wijder en de mouwen steeds groter.
Zulk soort mouwen worden ook schapenboutmouwen genoemd. Door de laag ingezette mouwen kon de draagster zich niet vrij bewegen, dit versterkt het beeld van een tere vrouw met afhangende schouders. Rond 1835 is de grootste omvang van de mouw bereikt. In de jaren hierna zakken de wijde mouwen naar de pols om vervolgens uit het modebeeld te verdwijnen. Rond 1840 zijn de mouwen weer glad. ( Leonie Sterenborg)