Het verhaal van de Amsterdamse vrouwen Jos en Robby is een geschiedenis over bevrijding: die van de naziterreur, de knellende wetten van een vrouwenbestaan in de jaren vijftig, het benepen thuisfront met zijn kleinburgerlijke moraal. Ida (‘Robby’, vanwege haar stoere uiterlijk) van der Wal werkt bij de HEMA en woont op een klein kamertje op de Jacob van Lennepkade. Johanna de Lange Wendels woont in Marnixstraat 196 en heeft een baantje als secretaresse. De vrouwen zijn voorbestemd om te trouwen, kinderen te krijgen en te versloffen in het huishouden, maar ze passen voor dat bestaan.
Vier jaar na de bevrijding ondernamen de vrouwen, die elkaar leerden kennen via een contact-advertentie in Het Parool, een liftvakantie. Ze hadden alleen hun gitaren, een primusbrander, kleding en een tentje bij zich. Op 9 juni 1949 vertrokken ze met de tram naar de Stadionbuurt, want daar lag de Rijksweg 2. De reis zou elf jaar duren, en ging langs 62 landen. Jos en Robby kleden zich volgens de laatste mode – de new look van Christian Dior – studeren een repertoire in van Nederhawaiian, jodelahiti’s en volksliedjes, en verzilveren de opbrengsten in nog meer kilometers.
Er zijn vakantiescharrels in de hooibergen en de duinen. Wel houden beide vrouwen angstvallig met kruisjes hun maandelijkse periode bij in het gezamenlijke dagboek. Een ‘ongelukje’ zou heel moeilijk uit te leggen zijn in Amsterdam. Vooral de familie van Jos heeft het maar wat moeilijk met de capriolen van hun vrijgevochten nichtje. Het gerucht gaat dat Robby en Jos meer dan alleen vriendinnen waren. De enigszins geheimzinnige breuk tussen de hartsvriendinnen in 1970 duidt op scheefgegroeide verhoudingen. Robby verwijt Jos dan dat ze haar “nooit echt heeft gewaardeerd zoals ze is.” Robby trekt in bij een nieuwe vriendin, Wil Lammers. (Judith van Amelsvoort)