Het maken van kleinwerk, dat wil zeggen van onder andere speelgoed, stempels en naaldenkokers was in de 18de eeuw een typisch Amsterdamse specialiteit. Bekende Amsterdamse kleinwerkers, die vooral speelgoed maakten waren: Willem van Strant (1682–1742), Arnoldus van Geffen (1700–1769) en zijn neef Johannes Adrianus van Geffen (1766-voor 1798), Jan Bonket (1727–1789) en Pieter van Sommerwil II (1737–1802). Van hun hand zijn enkele van de voorwerpen in de vitrine. Het speelgoed was vooral siergoed, dat op plankjes kon worden opgesteld. Op schilderijen zijn wel eens kinderen afgebeeld die er echt mee spelen.
Vliegeren is een spel dat al eeuwenlang in verschillende culturen wordt beoefend. De vliegeraar probeert zijn van lichte materialen gemaakte constructie aan een lange draad zo lang mogelijk in de lucht te houden. Het ventje met zijn vlieger in deze miniatuur brengt de actie mooi in beeld. Vliegers waren veelal zelfgemaakt en mooi versierd. Er bestonden zelfs speciale knipprenten die op de vlieger konden worden geplakt. Mogelijk verwijzen de sterretjes op deze zilveren vlieger ook naar een dergelijke versiering. ( Bert Vreeken)