Kastanjevaas met vierkante voet, urnvormig lichaam en gewelfd los deksel. Zich verjongende voet met cannelures van ongelijke lengte. Lichaam, de basis met straalsgewijs een dubbele rij, gedreven, deels geruwde acanthusbladeren. Bovenzijde lichaam met band van vier velden met gegraveerde ovalen en rozetten, alternerend met vier opgelegde getordeerde rozetten, waarvan twee met ringen, tot greep dienend. Bovenzijde deksel met gedreven, deels geruwde acanthusbladeren. Zich verjongend deel deksel met cannelures van ongelijke lengte en band met gegraveerde ovalen en dekselknop in de vorm van een dennenappel. Opgelegde parellijsten op onder- en bovenzijde voet, op onder- en bovenzijde gegraveerde banden en op grepen.
Kastanjevazen werden gebruikt voor het bewaren en opdienen van geconfijte kastanjes (marrons glacés), geglaceerde stukjes ananas en andere zoete lekkernijen, die als dessert werden geconsumeerd (Hofman 1986, p. 23). Ze stonden paarsgewijs op de schoorsteenmantel of op het buffet in de eetkamer. Kastanjevazen zijn in de periode 1780-1850 in vrijwel alle belangrijke zilverproductiecentra vervaardigd. De meeste zijn uitgevoerd in neo-classicistische stijl, de vroege exemplaren veelal in de vorm van een antieke urn. Dit aan Anton Hinrich Pape toegeschreven paar kastanjevazen uit 1785 behoort tot de vroegst bekende. Pape was een meester in het evenwichtig toepassen van decoratieve en constructieve onderdelen van een object. Hiervan getuigt tevens een aan deze meester toegeschreven reeks kandelaars uit 1787 (cat.nrs. KB 867-872).
Zie voor twee paren kastanjevazen uit de eerste helft van de negentiende eeuw: cat.nrs. KA 5553-5554, KA 19357.1/2. Zie: Inleiding Vreeken, p. X. ( Bert Vreeken)